Abba is geen pappa 6

In een toespraak op de New Wine Zomerconferentie legde ik uit dat Abba geen pappa betekent. Daar werden in het Nederlands Dagblad een paar stukjes aan gewijd en daarom leg ik nu liever zelf uit wat ik ermee bedoel.

Het gaat natuurlijk allemaal over Bijbelse taal. Als wij Abba zeggen, gebruiken wij de taal van Jezus, letterlijk en figuurlijk. Letterlijk want terwijl het Nieuwe Testament in het Grieks geschreven is, spraken Jezus en de discipelen Aramees met elkaar — een taal die sterk verwant is aan het Hebreeuws van het Oude Testament. Er zijn maar een paar uitspraken die de auteurs onvertaald doorgegeven hebben en steevast was dat omdat het diepe indruk maakte. Je kunt je voorstellen dat men nooit vergat hoe Jezus “Talita koem” zei (meisje sta op, Markus 5:41), en dat het meisje toen opstond uit de dood! En ook dat hij aan het kruis ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ zei (Mattheus 27:46) — dat vergeet je nooit. Welnu, zo’n indruk moet het gemaakt hebben dat Jezus bij het bidden God aansprak als ‘Abba’ — vader. Als je Jezus hoorde bidden, dan dacht je bij jezelf: het lijkt net alsof het bij hem geen religie is maar echt. Gewoon zoals hij met zijn vader praat. En zo was het natuurlijk ook, omdat hij de eeuwige Zoon van God is die voor ons en onze zaligheid naar de aarde gekomen is. Kunnen we nog iets oproepen van de schok die het destijds betekende dat de Heer dit binnenste geheim met ons wilde delen: “Als je bidt, zeg dan Vader”. Wij zijn niet anders gewend, maar daardoor is het wel afgesleten en ik wil proberen de schok van toen nog eens terug te vinden. 

Waarom doe ik daarbij kritisch over de gelijkstelling van Abba en pappa? Ten eerste omdat het niet waar is, ten tweede omdat het niet helpt en ten derde omdat het, mits goed verstaan, juist zo kostbaar is om God als Abba aan te spreken.

Niet waar

Het eerste is, niet onbelangrijk, dat het taalkundig niet waar is. Het moge zo zijn dat kindertjes in Israël vandaag Abba roepen als ze een snoepje willen, maar in het Aramees van Jezus’ tijd was het een formele aanspraak waarmee een volwassen zoon zijn vader aansprak. Dat is natuurlijk wel degelijk een aanspraak van vertrouwen en intimiteit maar — en daar gaat het nu om — je vertaalt het met pater (vader) en niet met pappas (pappa). Je kunt het hier populair nalezen en meer wetenschappelijk in James Barr’s ‘Abba isn’t Daddy,’ Journal of Theological Studies 39 (1988), pp. 28-47.

En even helemaal los van taalwetenschap: niets van wat we weten over hoe Jezus omging met zijn Vader wekt de indruk dat Jezus een papagevoel had, of dat hij bij de Vader op schoot kroop. Met geen van beiden is iets mis maar het hoort in het taalveld van kleine kinderen en Jezus was hier veel meer als de geliefde zoon die het werk van zijn vader wilde vertegenwoordigen op aarde. Om precies te zijn: Paulus gebruikt twee keer letterlijk het woord ‘Abba’ en van Jezus lezen we vaak dat hij God vader noemde, maar we lezen het Aramese woord in de evangeliën maar één keer en wel in de tuin van Getsemane: “Hij zei: ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’” (Markus 14:36). Dus de klank van ‘Abba’ is om precies te zijn de klank van ‘uw wil geschiede’, help mij om uw wil te doen. En Jezus vond het kennelijk belangrijk dat wij dat zouden weten. Het gebed in de tuin van de pijn is de meest intense versie van wat Jezus zijn leven lang gedaan en gebeden heeft “Vader, wat wilt u dat ik doen zal”. Uiteraard niet als een slaaf die op opdrachten wacht, maar als de Zoon die in alles in lijn met zijn Vader wil werken. Kortom: de klank van Abba is niet die van op schoot zitten, maar die van de wil van de Vader doen. Niet die van een klein kind, maar van een volwassen Zoon. Nu zou je kunnen zeggen: ja, dat geldt van hem, maar wij zijn de Here Jezus niet en dan is het toch mooi dat wij wel papa zeggen tegen God, als kleintjes die niks in te brengen hebben en het van hem verwachten. Welnu, er mag een heleboel en God valt er heus niet van om. Maar Jezus bedoelde het anders, niet alleen voor zichzelf maar ook voor ons. Dat blijkt duidelijk uit het Onze Vader, waarin Jezus voor alle tijden en plaatsen voordeed hoe je Abba bidt. Dat doe je door de Vader eerst te bidden voor uw naam, uw rijk, uw wil en pas daarna voor alles wat wij als mensen nodig hebben. “Onze Vader” klinkt dus óók als “help mij om uw wil te doen”. Het is een expliciet volwassen gebed en het houdt de uitdaging in om voor alles wat je nodig hebt te bidden en te leven vanuit het perspectief van Jezus. Hoe al je persoonlijke noden en behoeften hier wel in passen maar in een ander daglicht, dat bespreken we in het volgend hoofdstuk.

Niet helpend

Maar nu dan het tweede punt: behalve dat het niet waar is dat ‘Abba’ eigenlijk papa betekent, geloof ik ook dat het niet helpt — althans minder dan God zou willen. Dat is een teer punt en ik besef heel goed, hoe veel het betekent voor mensen die beschadigd werden door het beeld van een verre boze Vader in de hemel, om nu de zachte kant van God te ontdekken. Die kant is er ook aan het geloof en in de Psalmen staat het zelfs nog krasser: je mag bij God zijn als een kind op de arm van zijn moeder, een kind dat gedronken heeft en rust aan de borst van zijn moeder — zo is mijn ziel in mij (Psalm 131)! Dus in dat licht mag je ook best wel eens zingen “als een kind bij de vader op schoot”.

Maar wat gebeurt er als je God steeds benadert als een papa bij wie je kunt schuilen? Daar wordt God niet anders van maar jij wel. Ik bedoel: het is meer een kwestie van in welke rol je tot God nadert — als kind of als volwassene. Ik denk dat ieder mens wel iets in zich heeft van een (klein) kind met onbevredigde verlangens en van een volwassene met verantwoordelijkheid. En dat mag er allebei zijn. Maar wat gebeurt er nu als je in toespraken en pastoraat en, niet te vergeten, in gebed vooral die kinderrol bij mensen aanspreekt en dat bijvoorbeeld uitdrukt door voor te doen dat je mag wegkruipen bij papa en zo? Dan gebeurt er eerst iets geweldig moois: dan ervaren mensen erkenning, eindelijk erkenning en een soms intens gevoel van troost en geborgenheid. Maar — let maar op — vaak helpt het op lange termijn weinig want jaren later zijn ze nog steeds slachtoffer en zoeken troost bij elkaar en bij God. Mary Pytches, die je wel de grootmoeder van New Wine kunt noemen, hoorde ik op een conferentie eens zeggen: “als je een geliefd pastor wilt worden, dan moet je op het moment dat bij een pastorant ’t kleine kind zichtbaar wordt, dat kleine kind gaan troosten en koesteren. Dat voelt geweldig en het lost niks op, zodat ze en je zullen waarderen en terugkomen”. Pytches zei dit natuurlijk om duidelijk te maken dat het zo niet moet. Maar ik herken dat risico wel, niet alleen in pastoraat maar ook in mijn preekwerk en op succesvolle conferenties: je kunt maar zo “geliefd” worden door mensen klein te houden. Het heeft verwantschap met psychiaters die soms tot tien jaar toe met hun gekwetste patiënten optrekken, zeer geliefd en met weinig effect.

Niet genoeg

En dan tenslotte — derde punt — het is juist zo buitengewoon kostbaar dat we als volwassen erfgenamen zullen leren om Abba, vader, tegen God te zeggen. Het is al bijzonder hoe Jezus veel van zijn bijzondere voorrechten deelt met de leerlingen. Hij geeft hun gezag en macht over ziekten en demonen, hij geeft hun de sleutels van het Koninkrijk en de bevoegdheid om zonden te vergeven. Dat is al heel bijzonder. Maar het toppunt is toch wel dat hij, de Zoon, ons leert dat we zonen en dochters van de Vader zijn. Wij worden kinderen Gods genoemd en wij zijn het ook! We zijn uit God geboren. We hebben de Geest van het zoonschap gekregen. We zijn kinderen en erfgenamen, samen met Christus. Zomaar een greep uit de verraste uitroepen die je daarover in de Bijbel vindt. Het is in Romeinen 8 het hoogtepunt van het werk van de Geest, en tegelijk zuchten we nog in afwachting wat dit straks volkomen zal inhouden. Je hebt een heel leven nodig om hierin te groeien — dat leren we niet om klein te blijven maar om als de geliefde zoon en dochter in wie God vreugde vindt de glorie van de Vader te tonen aan de wereld.

En overigens, je mag bij de Vader altijd komen schuilen en er is niets mis met troost.

 

6 thoughts on “Abba is geen pappa

  1. Paul jul 30,2011 22:17

    Mooi, Willem. Jezus deed niet kinderlijk, Hij had het hoogste respect voor zijn Vader en zijn hele leven was erop gericht de wil van zijn Vader te doen. Schuilen mag inderdaad, je hart uitstorten ook, maar een lieve pappie is in mijn ogen ook een te zoetsappig en eenzijdig beeld van God als Vader. Volwassen geloof met behoud van kinderlijk vertrouwen – dat is een mooie combinatie, lijkt mij.

  2. simonvangroningen jul 31,2011 07:11

    Mooi. Maakt weer iets meer duidelijk. Blij met je uitleg.

  3. Arie-Jan Mulder jul 31,2011 22:05

    Mooi uiteengezet. Dat verdient een breed publiek, want we hannesen in onze kerken soms wat af met te snel ‘begrepen’ termen…..

  4. Alex van Wijhe sep 19,2011 19:03

    Goed stuk. Ik kom (en zit) zelf in evangelische kringen waar abba zowat gelijk staat aan papa. Maar ik ben het helemaal met je eens, ook wat betreft het ‘klein’ houden van mensen in relatie tot God. Thanks voor publiceren!

  5. Frank Bruintjes sep 27,2011 12:09

    In zijn boek “Het gebed volgens het NT” heeft JP Versteeg -jaren geleden al- laten zien wat de bijzondere kleur enklank van het woord abba is.
    Volgens Versteeg was het in de tijd van het NT een term die weliswaar oorspronkelijk uit de kinderaal kwam, maar intussen een beleefdheidstitel was geworden met een klank van vertouwdheid. Een leerling die zijn leraar met gevoelens waardering, respect en liefde wou aanspreken, kon daar het woord “abba” voor gebruiken.
    Dus inderdaad : geen melk-taal, maar vast voedsel-taal, echter wel met behoud van de kleur van het vertrouwen.

    Frank Bruintjes

  6. RUBEN jan 9,2013 11:27

    Hulpzaam! Dank!

Comments are closed.