Brood, vergeving en verlossing

nav Gerrit Glas, “Zo meedeinen op de golven van de tijd is treurig”, ND 5 april 2008

Volgens de Here Jezus heeft ieder mens ten diepste drie dingen nodig. Ieder mens is een schepsel dat brood nodig heeft, een zondaar die vergeving nodig heeft en een gevangene die bevrijding nodig heeft. Vandaar dat de Heiland ons leerde te bidden: geef ons heden ons brood, vergeef ons onze schulden en verlos ons van de boze.

Wanneer pastoraat betekent dat je herder bent achter de grote herder aan, dan mag je verwachten dat pastoraat over deze drie hoofdzaken gaat die een mens nodig heeft: over het brood en alle dagelijkse noden, over vergeving schenken en ontvangen, en over bevrijding van de boze en al zijn verzoekingen. Zo bezien is bevrijdingspastoraat een heel natuurlijk onderdeel van de zorg die een gemeente haar leden heeft te bieden, even nog afgezien van de invulling daarvan.

Ik denk dat we in gereformeerde kring soms blijven steken in het eerste deel, het dagelijks brood en wat daarmee samenhangt. Pastoraat gaat dan om vragen als “hoe gaat het met u?” en – afhankelijk van de lokale cultuur – “welke klachten heeft u over de kerk?”. Ik ben blij dat er trouwens ook vaak aandacht is voor het tweede deel: voor genade en vergeving die je van God mag ontvangen en aan elkaar moet schenken. In elk geval hebben we daar in onze traditie sinds Calvijn veel waardevols over meegekregen.

Maar over het derde deel van het gebed hebben wij gereformeerden veel minder geleerd. Over “verlos ons van de boze”. De notie dus dat een mens niet alleen dader is van het kwaad, maar ook een gevangene ervan, een gebondene, iemand die bevrijding nodig heeft. Bevrijding van hem die het kwaad zelf is: de duivel. Hoe weinig we daarover geleerd hebben, realiseerde ik me heel scherp toen ik als pastor voor het eerst gevraagd werd om in een bepaald huisgezin de boze geesten te bestraffen. Dat had ik in mijn gereformeerde opleiding niet geleerd en ineens besefte ik hoe vreemd dat is. Alle kerkelijke richtingen kennen dit, behalve de gereformeerde. Of ik nou rooms was geweest of luthers, anglicaans of oosters orthodox, evangelisch of pinkstergemeente – ze kennen iets als exorcisme of het bestraffen van demonen, hetzij als levende werkelijkheid, hetzij als deel van hun traditie. Alleen Calvijn en de gereformeerden weten daar niet van en dat is best vreemd: Calvijn moet toch dezelfde lucht ingeademd hebben als Luther, die heel zijn leven streed met duivel en demonen.

Bevrijdingspastoraat is overigens breder dan expliciet exorcisme. Dat laatste is ook voor mij bepaald geen dagelijkse praktijk en ik bepleit ook niet dat iedereen daar maar wat mee gaat pionieren. Maar het gaat ook in bredere zin om het besef dat we bloot staan aan machten van het kwaad die ons gebonden houden aan de zonden der vaderen, aan de geest van de tijd en de heersers van deze wereld. En dat we daar tegenover het gezag mogen inroepen van Christus, de Leeuw van Juda die de duivel overwon. Dat besef zijn we voor een groot deel kwijt geraakt, in vergelijking met onze eigen kerkvaders. Ik bedoel: het geloof is niet bij Calvijn begonnen. Het kwam in ons land via Willibrord en Bonifatius, Ierse monniken die geworteld zijn in de Keltische traditie van het christendom. Historisch gezien is de Ierse bisschop St. Patrick (385-461) een van onze oudste kerkvaders. Als je het “Borstschild” van Patrick leest, vind je veel meer terug van het derde punt waar Jezus ons voor leerde bidden: leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze. Het is het inroepen van Gods kracht en Christus’ bescherming als een muur tegen de listen van de duivel, de verleidingen van het kwaad, de betovering van valse profeten en tegen alles wat mijn lichaam verderft en mijn ziel. Ook in de oudste kerk rondom Rome vind je trouwens veel meer nadruk dan wij gewend zijn op Christus’ strijd tegen en overwinning op de duivel. Dat gáát echt ergens over en het is een groot gebrek als we dat besef kwijt raken.

Bevrijdingspastoraat kent vele vormen. Het mooiste vind ik als bevrijding een integraal onderdeel van pastoraat is. Dat zal lang niet altijd over verdrijving van demonen gaan. De catechismus spreekt over een voortdurende strijd tegen de duivel, de wereld en ons eigen vlees en dat is een goede samenvatting.Pastoraal gezien begint het met de vraag van confident om verlost te worden van bepaalde bindingen. Ik vind het waarde­vol om zulke bindingen dan te benoemen en door te spreken, en vervolgens onder het gezag van Christus te brengen. “Zie toch of niet een weg in mij, mij schaadt en leidt aan u voorbij”. Dan is het bevrijdend om de overwinnende kracht van Christus’ offer over iemand uit te spreken en de binding aan de zonden der vaderen, de wereld of het eigen gebrek te verbreken.
Er kan ook meer aan de hand zijn, met machten die hardnekkig zijn en die apart benoemd en aangesproken moeten worden. Wat je niet noemt, dat gaat spoken. Wat je voor Christus’ aangezicht benoemt, dat kan overwonnen worden. Zelf meen ik tot heden dat je alleen van boze geesten spreekt als iemand tegen Deuteronomium 18 gezondigd heeft, door aanroeping van afgoden, raadpleging van doden of toekomstvoorspellerij. Maar ik meen niet het laatste woord te hebben, zeker niet als deelgenoot van een traditie die deze dingen eeuwenlang negeerde.

Nu is een bijzondere trek van onze tijd dat we over kerkelijke muurtjes en tradities heen leren te kijken. Zo groeide de belangstelling voor bevrij­dings­pastoraat in de kerken enorm door de contacten die er zijn met andere tradities, waaronder charisma­tische maar ook katholieke en oud-katholieke pastores. Ik vind het sterk dat de Theologische Universiteit Kampen van de GKV dit onderwerp opgepakt heeft met een congres. In het Nederlands Dagblad is vooral het tegengeluid te lezen geweest, dat dr. Gerrit Glas heeft gegeven. Zijn bijdrage is bijzonder verhelderend voor de hele bezinning op bevrijdings­pastoraat. Je kunt er goed aan zien dat we niet alleen te maken hebben met Calvijn’s terughoudend­heid als het om demonen gaat, maar ook met de macht van het medisch en wetenschappelijk wereldbeeld. En het is natuurlijk ook vreemd dat we juist in onze tijd weer over demonen en machten, over schuld en boete beginnen terwijl de wetenschap nu juist zoveel verder was! Die teleurstelling proef je in het verhaal van dr. Glas. Het is ook tegen de trend in. De trend is juist dat steeds meer levensproblemen worden benoemd als syndroom, ziekte of stoornis, waarvoor pillen en therapie de remedie zijn en waar niemand zonder acht tot elf jaar studie zich mee moet bemoeien. En voor de goede orde: dat is ook in veel opzichten winst. Wat een ervaring en deskundigheid wordt er niet samengebracht in de voortdurende opleiding van al die hulpverleners.

En toch is dat niet het hele verhaal. We worden met z’n allen niet volwassener en gelukkiger in dezelfde mate waarin de psychologie zich uitbreidt, en dan zeg ik het nog voorzichtig. Je ziet toch gewoon voor ogen dat steeds meer mensen allerlei syndromen en stoornissen hebben ook al zijn er steeds meer en verfijnder behandelingen? Als dat allemaal zo goed hielp, dan groeide de vraag naar andere vormen van bevrijding en heling niet zo enorm. Daarom wil een verhaal er bij mij niet zomaar in dat de psychologie al die problemen zo fijn onder de duim heeft en dat elke andere duiding schadelijk is. Dat is me te massief. Om iets te noemen: ik merk steeds vaker dat mensen in de rouw of met een andere verlieservaring zich afsluiten van hun buren, vrienden en pastor omdat ze “deskundige hulp” zoeken bij psychologen en psychiaters. Dat is niet zonder meer winst en verhoogt zeker de zelfredzaamheid niet.

Dr. Glas wijst verder op de afhankelijkheid die pastores soms kweken en stelt kritische vragen bij hun motivatie: gaat het hun soms om eer en macht? Dat zijn zeer terechte vragen en het is goed dat het gezegd wordt. Maar goedemorgen, die vragen kun je in het kwadraat stellen aan de gevestigde academische psychotherapie. Er zijn waarachtig meer mensen in dit land afhankelijk geworden of gemaakt van pillen en therapeuten dan van die paar bevrijdingspastores, en ook afgestudeerde psychiaters doen er wijs aan, zich altijd weer kritisch te bezinnen op hun motieven.

Dr. Glas heeft overigens wel een punt, en een belangrijk punt, als hij beschrijft dat mensen met een psychiatrisch ziektebeeld van de wal in de sloot geholpen kunnen worden door een pastoraat dat schuld en boete, gebondenheid en demonen uit de kast haalt bij psychische kwalen. Zo goed als je bij bepaalde lichamelijke ziekten er naast kunt zitten met het advies om vooral gezond brood te eten, zo goed kun je bij psychische nood de plank mis slaan met gebed en met uitdrijving van demonen. Wie ziek zijn hebben een geneesheer nodig, zegt Jezus en zo is het. Maar alle mensen, gezond of ziek, hebben brood nodig en vergeving en bevrijding. Wat zou het mooi zijn als de geneesheer daar oog voor had! Nu maak ik het maar al te vaak mee dat mensen op dit punt met een kater bij de hulpverlening vandaan komen. Gemeenteleden gaan bij huwelijksproblemen, stemmingsstoornissen en problemen met hun jeugd vaak naar een van de gereformeerde of reformatorische instellingen voor psychische hulp. Daar hebben ze soms wel en soms geen baat bij, maar vaak hoor ik na afloop bevreemding dat er met geen woord gerept werd van God of geloof of gebed. Ze hebben alleen technische en wetenschappelijke hulp gekregen, volgens een protocol waar gebed niet in past. Dat is op zichzelf al jammer, maar het wordt nog erger als de hulpverlener het nut van pastorale bijstand niet ziet en meent dat er niets anders telt dan medicijnen, ordening van je emoties en therapeutische gesprekken.

Dr. Glas komt daar dicht in de buurt als hij bevrijdingspastoraat voor de zieken eigenlijk alleen maar gevaarlijk vindt. Wel te verstaan: hij wuift niet alleen boze machten weg uit de spreekkamer, maar schuld en schuldgevoel vindt hij evenmin productief. Hij is overigens, laat ik dat erbij zeggen, niet eens extreem want hij gaat uit van een open werkelijkheidsbeschouwing, hij erkent de realiteit van het kwaad en van godservaring. Maar veel plek krijgt dat niet, want het mooiste van het evangelie zit ‘m voor hem toch “in wat we niet over God kunnen zeggen, de niet gevulde ruimte, zijn afwezigheid zo men wil”. Dat noem ik toch selectief winkelen in de geloofstraditie. Als Jezus ons God leert aanspreken als “onze Vader, die in de hemelen is” dan is dat zijn nabijheid en zijn verhevenheid in één zin. Het is toch niet zo vreemd dat een hoogleraar de verhevenheid het mooiste vindt, terwijl degenen die door het leven vermoeid en belast zijn Gods nabijheid nog veel intenser beleven?

Terwijl dr. Glas in mijn ogen al wat te afstandelijk over God, vergeving en bevrijding schrijft, gaan veel psychologen natuurlijk veel verder en reduceren alles tot menselijk gedrag. En het is ook best te begrijpen dat je met academische tools het belang van schuld en vergeving of verzoekingen en de boze niet zo gauw zult vinden. In die acht tot elf jaar studie leer je vooral analyseren en reduceren en dat steeds verfijnder. Afhankelijk van je studierichting komt het moment dat je meent dat liefde en haat, vreugde en angst niets méér zijn dan een chemische formule, een plekje in de hersenschors of het resultaat van de omstandigheden. Hoe wil je daar schuld in aanwijzen of vergeving ontvangen? Waar kom je ooit machten tegen of de overwinning van het Lam? Antwoord: die kom je alleen in het leven tegen. In het echte leven van een mens dat zich nooit ten einde toe laat verklaren als de som van chemische en genetische factoren. En altijd zal de mens blijven zoeken naar dat “meer”, ongeneeslijk religieus als hij is. En waar de kerk niet thuis geeft onder verwijzing naar de wetenschap, daar zullen mensen hun heil gaan zoeken in rare esoterische bewegingen, tot ergernis van de goed geschoolde deskundigen.

Het is prachtig dat het gesprek over bevrijdingspastoraat in de gereformeerde wereld is gestimuleerd. Nu nog wat meer naar elkaar luisteren, zou ik zeggen. Pastores die ontkennen dat wie ziek zijn een geneesheer nodig hebben, zitten fout. Psychologen en psychiaters die negeren dat een mens en dus ook een patiënt niet alleen brood maar ook vergeving en bevrijding nodig heeft, die schieten volgens mij ook tekort. Winst is er pas als ze elkaar aanvullen en daar hoop ik echt op voor de toekomst.

ds. Willem Smouter, Apeldoorn, 9 april 2008.