De dans van de blinde bruid

De dans van de blinde bruid“De dans van de blinde bruid” is een boek over schoonheid en verval, geschiedenis en toekomst van de kerk van Christus. De auteur, Henk van Wijk, zet in bij de doop die immers voor iedere christen de eerste ‘kennismaking’ met de kerk is geweest. Via de doop komt hij bij de kerk zelf, met haar hoge roeping en met de schande van haar verdeeldheid. De oorzaak van die verdeeldheid wordt vervolgens gezocht in een verkeerd verstaan van de ‘bedieningen van Christus’, dat zijn de ambten zoals de auteur ze afleest uit Gods woord. De bedieningen vervolgens brengen ons bij het hoogtepunt: de eucharistie of het avondmaal, door hem verstaan als de hoogste vorm van aanbidding. Het boek wordt afgesloten met twee hoofdstukken die min of meer excurs zijn: over de verhouding van man en vrouw, en over de toekomst van Israël.

De strekking van het boek is allereerst een hartstochtelijk pleidooi voor het verstaan van de eenheid van de kerk van Christus. Niet te verwarren met een actieplan voor het bereiken van die eenheid; daar ziet de auteur niets in. Nee, we moeten de eenheid van de kerk in Christus, in haar glans en verderf, leren verstaan. Een evangelische gemeente kan niet zeggen “wat heb ik met de beslissingen van het Vaticaan te maken?” en een vrijgemaakt gereformeerde kerk kan niet zeggen “wat heb ik te maken met de benoeming van de patriarch van Istanbul?”. We zijn op gelijke wijze vrucht van de wereldkerk (pag. 65).

Hartstochtelijk pleidooi
Een ‘hartstochtelijk’ pleidooi noemde ik het. De waarheid dat een christen tegelijk zondaar en rechtvaardige is, wordt hier tot extreme proporties uitgewerkt. Over de hemelse glans en glorie van de kerk lezen we in lyrische woorden; tegelijk wordt de kerk (worden alle kerken) in hun huidige gedaante diep verdorven genoemd, ja, er zijn alleen sekten overgebleven. Tegelijkertijd heeft de Geest geen kerk (geen enkele kerk) ooit verlaten èn de kerk (heel de christenheid) is de hoer van Babylon geworden. Dat is de toonzetting van het boek.
Nadat zó de kerk getekend is, met de hemelse glans van haar roeping en de diepe verdorvenheid van haar verscheurde bestaan, komt de oorzaak en remedie van de verdorvenheid ter sprake. Van Wijk wijt het verval aan het verdwijnen van de gaven van de Geest en de bedieningen van Christus. In plaats van de theocratisch geregeerde gemeente kwam al spoedig de invloed van keizer Constantijn (die in 325 het concilie van Nicea bijeenriep) en later kwamen van die kerken zoals wij ze kennen: democratisch, met gekozen ambtsdragers. Dat is de dood in de pot, het is Laodicea (volksregering!) ten voeten uit! In plaats daarvan hoort de kerk geleid te worden door de vier bedieningen van Christus, door Paulus aangewezen in Efeze 4: apostelen, profeten, evangelisten en herders en leraars. Voor deze bedieningen kies je iemand niet, je wacht tot God iemand aanwijst. En is iemand aangewezen, dan kan hij periodiek aftreden wel vergeten! Het hoort tot het verderf van de kerk, dat apostelen en profeten niet meer gevonden worden. Wilde de kerk soms niet luisteren? Of hebben apostelen en profeten zich stil gehouden? Nu moeten we het doen met “surrogaten: enkele apostolische geschriften, de bisschoppen in hun synodes of één van hen”… enz.

Wie is Henk van Wijk?
Goed, tot zover een weergave van het betoog. Wie is het eigenlijk, die ons dit alles leert? Wie is Henk van Wijk? Hij werkte in het onderwijs en in de reiswereld, zo lezen we op de cover. “Hij is lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk en vindt zijn geestelijk thuis in het geheel van het lichaam van Christus”. Wat hier niet bij staat is, wat Henk van Wijk er nu voor functie bij heeft. Door omstandigheden is mij bekend, dat hij een van de leiders is van het Katholiek Apostolisch Werk en dat hij zichzelf daarbinnen Apostel laat noemen.
“Het werk”, zoals aanhangers het noemen, is in principe een gebeds-beweging, begaan met de verdeeldheid van de kerk. De bedoeling is dat de leden ook lid blijven in de kerk of kring waar ze toe behoren. Bij voorkeur zullen ze in de kerk niet vertellen dat ze bij “het werk” zitten, behalve als ernaar gevraagd wordt. De leden die ik ken, zijn fijne en actieve christenen in de kerk. Daarnaast houden ze eigen samenkomsten, waar de eucharistie wordt gevierd met kleurige gewaden en symbolen, waar vier ambten gelden volgens de kleuren van de vier dieren uit Openbaring en bovenal waar het gezag van zelf benoemde apostelen wordt erkend, en een van hen is (inderdaad) Henk van Wijk. Wat je er in de praktijk van merkt is, dat fijne christenen geen ouderling willen worden. Daar voeren ze diverse redenen voor aan, maar uiteindelijk is het omdat ze de ‘verkiezing’ van ouderlingen niet erkennen (te aards, Laodicea!!) en omdat deelname aan de kerkenraad hen in een loyaliteitsconflict zou brengen tussen kerk en apostelen.
Waarom vertel ik dit allemaal, terwijl deze mensen het zelf liever niet rondbazuinen? Dat is omdat ik er iets oneerlijks in vind zitten, dat iemand een boek over kerk en ambten schrijft, met speciale aandacht voor de ambten van apostel en profeet, zonder erbij te vertellen dat hij zichzelf beschouwt als apostel en anderen aanstelt als profeten. En zonder te melden dat hij de eenheid der kerken zoekt te dienen door in half geheime samenkomsten eigen eucharistie-vieringen te houden. Dat vind ik gewoon niet fijn. Net zo min als ik het fijn zou vinden als iemand een boek over biersoorten zou schrijven zonder te melden dat hij Freddy Heineken heet.

Apostel die spruitjes eet
Wat verandert er nu aan het lezen van het boek wanneer je weet dat het is geschreven door iemand die gelooft dat hij van Godswege is aangesteld als apostel? Nou, allereerst lees je sommige passages anders. Bijvoorbeeld wanneer de auteur betoogt dat we een onjuist beeld van de apostelen hebben en dan schrijft: “Een apostel die spruitjes eet en wiens zoontje een voetbal door een raam schiet of een profeet die zijn hond uitlaat is voor de gelovigen in onze tijd nauwelijks voor te stellen” (pag. 101). Nee, denk ik dan, maar ik kan me vooral geen apostel voorstellen die niet “al de tijd dat de Here Jezus bij ons in- en uitgegaan is” (Hand. 1:22) gevormd is tot getuige van de opstanding!
Het boek is overigens fantastisch geschreven. Veel krachtiger dan van menige theoloog die in en uit praat. Maar ik vind het griezelig, te zien hoe je met zulke krachtige en prachtige taal kunt komen tot vreemde leringen. Ik zal het woord sekte niet zonder meer toepassen op ‘het werk’, hoezeer ook de apostel van zijn kant alle bestaande kerken sekten durft te noemen. Maar er zitten beslist wel vreemde kanten aan. Eerst het idee, dat mensen van nu zich apostel durven noemen, terwijl Gods woord dat beperkt tot de eerste getuigen die geroepen zijn om de opstanding en het leven te verkondigen. Dan het idee om in één van de splinters waarin de Apostolische beweging van de 19e eeuw uiteenviel, de eenheid van de kerk te dienen. En vooral: de zeer sterke nadruk op gezag van mensen, dat met goddelijk gezag bekleed wordt.
Over de achtergrond van “Het apostolische werk in Nederland” valt te lezen in de dissertatie van dr. M.J. Tang van deze titel, in 1982 verschenen bij Boekencentrum. Mij valt op, hoe nauw de visie van het nu besproken boek aansluit bij ‘Het Testimonium’, dat de Katholiek Apostolische Kerk in 1836 publiceerde in Engeland (vgl. genoemde dissertatie, pag. 35). Voor zover ik zie, is het Apostolisch Werk waarvan Henk van Wijk apostel is, afkomstig uit een groep van 300 verzegelde gelovigen omstreeks 1930, waarover dr. Tang in kleine letter schrijft op pag. 48 van zijn dissertatie. Hij nam destijds nog aan, dat de oude Johannes Leonardus Bos de laatste apostel van deze richting was. Maar dat blijkt dus anders gelopen te zijn. De groep is eerst nog eens gescheurd en daarna heeft apostel Bos nieuwe apostelen aangesteld. Vanzelfsprekend meent de groep, de ware voortzetting van ‘het oude werk’ in Engeland te zijn.

Iets merkwaardigs
Hoe werkt dat nou, zo’n krachtige redenering met merkwaardige resultaten? Allereerst is het iemand die in hoge mate de gave van het woord heeft. Verder meen ik een oprechte toewijding aan een goed ideaal te zien. Een derde element is de uitermate stellige manier van spreken. En daarbij gebeurt iets merkwaardigs. De leer wordt gepresenteerd in aaneengeregen blokken. Binnen één blok wordt uitermate logisch en met grote bijbelkennis geredeneerd. Maar de verbindingen tussen de blokken, de belangrijkste beslissingen, worden als terloops behandeld. Zo ben ik nergens een bespreking tegen gekomen van de voor de hand liggende vraag of je wel apostelen kunt benoemen in de 21e eeuw. Nu ja, er staat wel iets over, namelijk de stellige bewering: “De kerk is niet gebouwd op het fundament van sommige van de geschriften van sommigen van de apostelen en profeten die ruim negentien eeuwen geleden leefden. Zoals de herder nodig blijft, zo is ook de apostel nodig; zoals de evangelist, zo ook de profeet. Alle vier zijn manifestaties van dezelfde Heer, die ondeelbaar is” (pag. 98). In datzelfde verband worden “de apostolische geschriften” dan een van de surrogaten genoemd voor de bedieningen van de algemene kerk. Dat is toch niet mis. Zou het nu zo vreemd zijn om te aanvaarden wat Paulus zegt: dat hij het fundament gelegd heeft en dat wij daarop mogen bouwen, met de beste materialen die we kunnen vinden? In alle nuchterheid: dan zitten we toch niet te wachten op meneer Van Wijk, voorheen werkzaam in het onderwijs en de reiswereld, die een nieuw fundament legt? Of, mogen we hopen, die hetzelfde fundament nog eens legt?

Hoedje
Zulke wonderlijke dingen gebeuren ook in het hoofdstuk over de verhouding van man en vrouw in Christus. Er staan dingen in over de man als hoofd en over de onderdanigheid van de vrouw, die het overdenken waard zijn. Maar als ik dan zie, dat de Schriftuurlijke onderbouwing inzet met een verwijzing naar Vasthi, die weigerde voor de stomdronken Ahasveros te verschijnen, dan weet ik het echt niet meer. Met instemming wordt daar de heiden Memukan geciteerd, die vreesde dat in Vasthi’s navolging alle vrouwen ongehoorzaam zouden worden. “Zo is het nu ook”, meldt de auteur.
Wanneer de diepe geestelijke betekenis van het hoedje op ’t hoofd van de vrouw wordt toegelicht (daaraan herken ik meestal de aanhangers van het Apostolisch werk…), dan wordt daaraan verbonden: “In dezelfde mate als waarin de hoofdbedekking en het begrip van de betekenis daarvan verdwenen uit de kerk, nam de invloed van occulte machten in de kerk toe” (pag. 152). Bewijs voor deze stelling lijkt overbodig.

Theocratisch gezag
Ik vind dit allemaal geen onschuldige merkwaardigheden. Er stijgt een geur van gezag op uit het boek. Zeker, het is gemengd met verklaringen van de diepste nederigheid ten opzichte van Christus. Maar als ik de lijnen van gezag en onderwerping hier zo uiteengezet zie door iemand die gelooft, het theocratisch gezag over de algemene kerk te vertegenwoordigen vanuit Groenekan, dan huiver ik.
In de leer over het Avondmaal (hier eucharistie genoemd) gebeuren ook wonderlijke dingen. De eucharistie wordt niet verstaan als gemeenschap in gedachtenis, maar als een offer van dank aan de Vader. “De kerk biedt God de Vader het brood en de beker aan” (pag. 129). Daarmee assisteert de kerk Christus: “als Hogepriester in het hemels heiligdom, waar Hij dit offer voor God in herinnering brengt, heeft Hij een hulp, zoals Paulus schrijft: Wij zijn Gods medearbeiders” (pag. 128). Echt, dit volstrekt willekeurige Schriftgebruik is illustratief voor het boek. Zo viel ook te lezen, dat de blijvende structuur van vier ambten al in Genesis geleerd wordt, waar de paradijsrivier zich in vier stromen vertakt…
Ik heb geaarzeld of ik het boek zou bespreken. Verschillende volgelingen van deze apostel heb ik leren kennen als goede christenen en moet ik het hen moeilijk maken? Directe aanleiding voor de bespreking was het feit, dat de uitgever me er persoonlijk om vroeg. Maar de achterliggende reden is mijn zorg, niet in de eerste plaats over het Apostolisch Werk, maar over de manier waarop een krachtige persoonlijkheid kennelijk mensen weet te overtuigen van zaken die, voor zover ik zien kan, echt niet kloppen. En als je dan de rij aanbevelingen leest op de achterflap… Naast ds. Rietkerk prijken daar prelaten als kardinaal Simonis, Mgr. Glazemaker en dr. Plaisier. Daar schrik ik van. Ik kan zelf ook aardig argumenteren en dit boek confronteert me ermee, dat dit geen bewijs is dat je de waarheid verkondigt. Zo was het mij een pijnlijk leerzaam boek – en dat zeg ik niet als grapje.

n.a.v. Henk van Wijk, De dans van de blinde bruid. Over de kerk op weg naar haar voleinding. Sliedrecht, 2000. 272 pag., fl. 38,50. ISBN 9057870339