“Van oud naar nieuw” revisited
Ik had vorig jaar gehoord dat er een boek van De Jong over uitverkiezing was verschenen en probeerde het op te zoeken in de winkel. Daar lag “Van oud naar nieuw. De ontwikkelingsgang van het Oude naar het Nieuwe Testament”, maar ik heb het laten staan omdat de titel op heel iets anders leek te wijzen. Later heb ik het toch gekocht en jawel, het bleek inderdaad zijn boek over de verkiezing te zijn. Maar dan op een bijzondere manier: het is vooral een diepe duik in de bijbelse geschiedenis en pas van daaruit gaat het over de uitverkiezing. Best een stevig boek en niet over een van de populaire thema’s van vandaag. Toch is er veel vraag naar en bij gelegenheid van de tweede druk ervan heb ik ds. De Jong gevraagd waar zijn fascinatie met uitverkiezing vandaan komt.
“De leer van de eeuwige voorbestemming heeft mij van jongs af geboeid. Mijn vader gaf ons huiscatechisatie en daar leerden we de Dordtse Leerregels uit het hoofd, nadat we ons in die zware materie hadden verdiept. Ik heb trouwens ook de schade van de oude klassieke verkiezingsleer van dichtbij gezien. Ik ben opgegroeid in de Alblasserwaard en daar had je echt wel van dat doemdenken. Mijn vader wist zich er wel aan te ontworstelen. Niet dat hij er een oplossing voor had, maar hij wendde gewoon de steven en zag andere dingen. Maar in de familie heb ik het toch wel gekend, die leer van “wie binnen bennen, bennen binnen en wie buiten bennen, bennen buiten” en dat je daar verder niet zoveel aan kon doen. Dat lijdelijke, als bijverschijnsel van de verkiezingsleer, dat zit mij inderdaad wel erg dwars en ik ben er altijd mee bezig gebleven. Ik geloof eigenlijk niet dat de Dordtse Leerregels je noodzakelijk bij die lijdelijkheid brengen, maar ze geven er wel aanleiding toe en ik zocht tegenwicht daartegen. Daarom ben ik in de Bijbel de verkiezingsteksten gaan lezen en nog eens lezen, om te zien hoe dat loopt: hoe God verkiezend ingrijpt, maar ook hoe Hij daarmee vastloopt. Dat is gek gezegd, maar ik vind toch wel dat je niet alleen de Here God en zijn beloften serieus moet nemen, maar de mens ook. Een mens kan nee zeggen, hoe vreselijk dat ook is en dat doet hij ook. Er is echt de overwinnende kracht van God nodig om je tot dat ‘ja’ te brengen. Niemand wordt tegen heug en meug zalig en God neemt dat serieus; als iemand uiteindelijk nee zegt, dan zegt God “uw wil geschiede”.”
De mens is er ook nog
Hier heb je iets was ds. De Jong erg hoog zit: dat God mensen serieus neemt en dat ze maar geen stokken en blokken voor Hem zijn. En tegelijk is hij door en door van de grootheid van God doordrongen: “Ik heb zelf de verhouding met God vaak beleefd als een schaakspel. Een schaakspel, waarin ik het geen schande vind van Hem te verliezen, integendeel, dat spreekt vanzelf – ik ben een mens en een zondaar. Maar ik vond het een eer, met Hem te hebben mogen spelen: dat je toch iemand bent tegenover Hem. Dat zou ik willen door geven en dat zie ik ook wel in de tekst van de Bijbel”.
Daarmee spoort de grote belangstelling van De Jong voor wat God in de geschiedenis met zijn volk doet. Het is waar dat Hij Israël vanaf het begin verkoren heeft. Maar daarmee komt het nog niet automatisch goed met hen: binnen het uitverkoren volk dat Gods verkiezing door ongeloof en ondankbaarheid haast onmogelijk gemaakt had, moest God een nieuw houvast maken door de verkiezing van David, de koning, en van Sion, het heiligdom. En al zijn de Israëlieten nog zo uitverkoren, ze zullen toch echt moeten geloven om behouden te worden.
De Jong is bepaald allergisch voor Israël-theologie waarbij het geloof in Christus voor Israël minder belangrijk zou zijn. “Ik denk niet dat het mogelijk is tegen heug en meug volk van de God van Jezus Christus te zijn. Israël wil dat ook per se niet. Wanneer dr. A. van de Beek Israël als het volk van de lijdende Heer om Jezus Christus heen ziet staan, dan krijg je volgens mij Israël-romantiek, die het lijden van Christus onder één noemer brengt met dat van Israël. Je moet God serieus nemen (zijn genadegaven zijn onberouwelijk) maar je moet ook de mens, Israël in dit geval, serieus nemen”.
Automatisme
Natuurlijk gaat het De Jong niet alleen om Israël. Het heeft voor hem alles te maken met hoe wij in de vrijgemaakte traditie over het verbond spreken. “In het verbond zit eigenlijk eenzelfde structuur. Zoals B. Holwerda al gezegd heeft: de verkiezing leidt in tot het verbond, het is de opstart naar het verbond. Ook het verbond kun je niet als een automatisme zien, maar er zit dezelfde voorwaardelijkheid in: het geloof. Niet dat God een voorwaarde stelt in zichzelf. Het is niet van: ja, Ik zou je wel willen liefhebben maar dat kan pas als jij wederliefde betoont. Nee, Gods liefde zelf is onvoorwaardelijk, echt van God uit onvoorwaardelijk. Maar het is de gestalte van de voorwaardelijkheid die het verbond en de verkiezing krijgen. Daar zit een crux waar ik ook niet uit kom. Wat ik niet oplos, dat is die onvoorwaardelijke liefde van God die de gestalte van voorwaardelijkheid aanneemt. En hoe zit dat dan, is dat toch een voorwaarde? Nee, ik verbeeld me niet dat ik op alle punten helderheid verschaft heb. Maar wel dat je iets meer, door op de geschiedenis te letten, zicht krijgt op hoe God werkt”.
Het is De Jong niet ontgaan, dat hij uit vrijgemaakte hoek de meeste reacties krijgt, zowel negatief als positief. “In De Reformatie heeft ds. Erik de Boer erover geschreven en mij ook de gelegenheid gegeven om een artikel toe te voegen. Het is nog geplaatst ook; ik heb in De Reformatie geschreven!”. Aan Nederlands Gereformeerde zijde wordt het boek met welwillende interesse gelezen, maar Vrijgemaakten zitten erbij op het puntje van de stoel; ze hebben veel waardering en tegelijk twee belangrijke punten van kritiek. Een daarvan is: zegt De Jong eigenlijk niet dat God de mensen uitverkiest, die een zekere openheid voor het geloof hebben? Dan zou de eer toch naar mensen gaan in plaats van naar God?
Ik bespreek dit met ds. De Jong aan de hand van de vraag: waarom koos God Abraham en niet zijn buurman, of de burgemeester van Ur? De Joodse traditie houdt het erop dat Abraham de vroomste van het dorp was, omdat hij de afgodsbeelden al vernield had voordat God hem riep. Komt De Jong niet in dezelfde richting wanneer hij zegt dat God verkiest wie een zekere openheid heeft?
De grootste schurk
“Nou, misschien zit er bij mij een stukje verzet tegen de manier waarop het soms gedramatiseerd wordt, alsof de grootste schurk door God uitverkoren wordt. Abraham had echt een zekere kennis van God, waar de Here bij aanknoopt en dat is belangrijk: God is alles, maar een mens is er ook nog. Dat weg te duwen, dat heeft veel schade berokkend en dan is er niks tegen dat je probeert om de eindjes bij elkaar te brengen. Tegelijk weet ik heel goed dat die openheid een mens door God gegeven is en dat die kennis van God er is omdat Hij zelf voorbereidend werk deed. Ik twijfel ook helemaal niet aan Gods eeuwige voorbeschikking – dat is met zijn God zijn al gegeven. Maar mijn bezwaar is dat dat teveel vermengd wordt met de leer van de verkiezing. En dat daardoor de openheid in het gedrang komt van Christus die eenvoudigweg zegt: “komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt”. En heus, dan geef ik God de eer, helemaal en van harte.”
Aan het eind van ons gesprek brengt ds. De Jong zelf in: “Zou je ook over het laatste deel van het boek nog wat willen zeggen?”. Dat is een hoofdstuk over het Hooglied, dat er zo op het oog wat bij hangt: een pareltje over liefde en erotiek, over die sterke en dubbelzinnige kracht waar we alles voor zouden geven, maar die we eigenlijk uit Christus’ hand nieuw moeten ontvangen. Dit hoofdstuk heeft voor De Jong alles te maken met het hoofdonderwerp van de verkiezing. “Je weet dat ik bij verbond en verkiezing ook wel gewezen heb naar verkering en huwelijk: de verkiezing leidt in tot het verbond, is er de opstart naar. Dan zit je wat het beeld betreft al in de sfeer van Hooglied. Daar gaat het over de relatie tussen bruidegom en bruid (Salomo en de dochter van Sion) die bij Christus samenkomt, en waarbij je van Christus uit de goede huwelijksethiek krijgt, met dienende liefde en de verantwoordelijkheid die dat meebrengt. De verbondsformule is “ik ben van hem en hij is van mij”, maar daar hoort ook een uitdrukking bij als “zijn begeerte gaat naar mij uit” – dus daarmee gaat het ook in het Hooglied over verbond en verkiezing!”.
n.a.v. H. de Jong, Van oude naar nieuw De ontwikkelingsgang van het Oude naar het Nieuwe Testament, Kok Kampen 202