In 1996 schreef ik deze serie van drie artikelen voor Opbouw. Dat blad heette offiicieel “tot opbouw van het gereformeerde leven”. Maar dat bestaat niet meer. Wat betekent dat? De artikelen bevatten bezinning op het evangelische, van vóórdat ik daar zelf kaas van gegeten had.
Het gereformeerde leven – dat heeft iets te maken met gemeenschappelijke opvattingen over geloof, bijbel, kerk en samenleving. Het gaat om normen die je deelt, maar ook om een nestgeur, een manier van praten en omgaan met elkaar. Waardoor je je vanzelfsprekend thuis voelt als je van het ene naar het andere deel van het land verhuist en de plaatselijke kerk opzoekt. Waardoor je ook met elkaar een wij-gevoel hebt, een gevoel van bij elkaar horen. Voor de een als een warm bad, voor de ander een beknelling en voor de derde een bastion dat verdedigd moet worden.
Ik denk dat bijna iedereen herkent, dat dit gereformeerde leven niet ver van verdwijning is. Het is moeilijk te grijpen en tegelijk met de handen te tasten. Daarom probeer ik een paar factoren daarvan op een rijtje te zetten.
De grote lijn lijkt me duidelijk. Er zijn twee grote aantastingen van het gereformeerde leven. Dat zijn de secularisatie en de evangelische beweging. Het is raar om ze in één adem te noemen en ik haast me ook om te zeggen dat ik ze niet over één kam scheer, maar feit is wel dat ze beiden bijdragen aan de teloorgang van het gereformeerde leven. En wel op twee manieren: de gereformeerde wereld exporteert leden en importeert gedachten naar deze twee kanten. Het is al heel duidelijk, dat we aan beiden leden verliezen. Zouden er onder ons nog veel mensen zijn die de pijn niet kennen van familieleden die kerk en geloof vaarwel hebben gezegd? En zouden er nog veel gemeenten zijn zonder de pijnlijke herinnering aan de overstap van een of meer gezinnen naar “de evangelischen”? Dat noem ik onze export.
Tegelijk importeren we ook. Een enkele keer komen er mensen over, maar bovenal importeren we ideeën. Wat import uit “de wereld” betreft: we zitten op school met ongelovigen, onze collega’s weten van geen kerk en ’s avonds kijken we TV volgens een patroon dat (zo blijkt uit onderzoek) nauwelijks afwijkt van de pulp waar die anderen naar kijken. Geen wonder dat we ideeën over samenwonen, echtscheiding, geldbesteding en zo meer importeren. Dat gebeurt vaak onbewust. Overname vanuit de evangelische hoek gebeurt meestal meer bewust. Ik ken geen Nederlands Gereformeerde Kerk waar niet geëxperimenteerd wordt met Opwekkings-liederen of meer persoonlijke bijbelstudie-kringen of gemeente-opbouw. En ik ken geen collega die niet met vragen loopt over welke koers hij hierbij moet varen. Daar heb je natuurlijk die beperking weer: ik ken niet iedereen en ik kom niet overal. Maar toch.