Serie over de zeven kruiswoorden – Johannes 19:30
Jesaja is zoveel als de evangelist onder de profeten. Hij is het die van God zijn volk mag troosten. “Troost, troost mijn volk en roep hun toe het voorbij is met de lijdenstijd”. Dat woord klinkt overigens wanneer Gods volk al vele jaren achter de rug heeft in ballingschap in Babel. Het is dus maar niet zo’n beetje gladjes. Nee, het gaat diep in op een werkelijkheid van een generatie lang verbannen te zijn uit Gods oog. Zeventig jaren ballingschap zijn dan achter de rug. Als de straf voor bepaalde consequent volgehouden zonden. Net zoals ze consequent het land geen rust wilden geven in de sabbatten die de Here voorgeschreven had en nou zou dat eens even goed komen. En zoveel meer zonden natuurlijk die daar mee samenhingen. Maar nu heeft God gezegd: het is genoeg. En je hoort in die woorden gewoon de opluchting van de profeet: “Uw ongerechtigheden zijn geboet. En je hebt nu dubbel en dwars ontvangen voor al je zonden en heus er komt nu een nieuwe tijd’. En maak de wegen maar vast klaar, ga maar vast een weg leggen door de woestijn en als het moet sla je alle heuvels maar plat, want het gaat gebeuren; de uittocht uit Babylonië naar het beloofde land. Er komt een nieuwe tijd.
Het gaat daarin om één van de oerthema’s van het menselijk leven. Namelijk over schuld en boete. Aan de ene kant beseffen we best dat we daar iets mee moeten; met schuld en boete. In geval van anderen vinden we dat al helemaal vanzelfsprekend, dat iemand maar niet raak kan doen en er dan mee weg komt. Maar ook in ons eigen leven beseffen we, er moet wel boetedoening zijn. Maar dat is tegelijk iets heel ingewikkelds. Want wanneer zou het genoeg zijn? En hoe weet ik nou dat ik mijzelf niet nog eens hoef te straffen. Hoe weet ik nou dat het voor God en voor mensen genoeg is?
Welnu, dat is de kern van Jezus’ dienst en van Jezus’ offer. Dat het hier om ging: om schuld en boete. En dat Hij eens voor al zou kunnen zeggen:’het is genoeg’.
In die veel besproken film over het lijden van Jezus die deze week in première is gegaan, vind ik dit punt in ieder geval sterk uitgebeeld. Op een goede manier uitgebeeld. Aan het begin van de film zie je Jezus in Gethsémané met Zijn Vader spreken: “Vader als het mogelijk is…”. Bij die gelegenheid zie je een duistere gestalte zeggen: “geloof je nu echt dat Jij als één Mens, de zonden van de hele wereld kan dragen?” Tegelijk zie je dan een slang naar Jezus toe bewegen. En ineens verheft Jezus zich uit Zijn lijden. Hij springt overeind en zet Zijn hak op de kop van die slang. En toen ik dat zag, toen dacht ik: dat is toch goed uitgebeeld, want hier gaat het inderdaad over.
Onbewust zat ik zelf met mijn gedachten bij die uiterlijkheden. Maar dat Jezus in de hof het bloedige zweet uitgeperst werd, was niet omdat Hij dacht “red ik het wel straks, met al die slagen?” Maar dit ging een niveau dieper. Hij dacht: “Red ik hen wel?”. Zal ik de totale last van de zonden kunnen dragen? En dat is inderdaad de duivel, die het Hem dan moeilijk maakt. Die oude slang van den beginne waarvan in het paradijs al gezegd is: ‘Uw zaad zal uiteindelijk de kop van de slang vermorzelen’. Over de film zou nog meer te zeggen zijn, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat mij om dit punt, dat hierin uitkomt wat Jezus’ dienst ten diepste is en waar Hij voor gebeden heeft: ‘Als U wilt, geef me dan de kracht!’. Deze gang, dat Hij die duivelse vraag moest beantwoorden: ‘ zul je echt die hele last kunnen dragen?’
Als Johannes het lijden van onze Heer beschrijft, dan slaat hij bewust veel details over. Het is hem niet erom begonnen om alles nog eens over te doen. Toen hij zijn evangelie schreef, waren de andere drie evangeliën al af. En het gaat hem er alleen om de belangrijkste dingen nog eens op te halen. En dan vooral met de uitgesproken bedoeling om ons te versterken in het vaste geloof dat Jezus is de Christus, de Zoon van de levende God. En dat u door in Hem te geloven het leven mag hebben. Daar gaat het om.
Om dat geloof te versterken vertelt hij ons ook over het sterven van Jezus. En hij doet dat door heel beknopt te vertellen over twee kruiswoorden van Jezus. Dit woord ‘Mij dorst’ en ‘het is volbracht’. Het eerste woord is vorige week besproken. Het is de samenvatting van alle menselijk lijden dat Jezus door gemaakt heeft. Want dorst is het zwaarste, dat is nog een trede verder dan honger.
Het tweede woord spreekt van de overwinning die Hij in de weg van het lijden volbracht heeft: ‘Het is volbracht’ . Het is dus een woord van lijden en een woord van overwinning bij elkaar. En we weten uit de andere evangeliën dat Jezus aanvankelijk toen Hij dorst had helemaal geen drinken wilde aannemen, omdat er een verdovingsmiddel in zat. Maar op het eind omdat dat woord gesproken moest worden, ‘het is volbracht’, heeft Hij drinken tot zich genomen. Op een moment dat een mens echt niet meer dan één woord zeggen kan. En zo is het ook in het Grieks, dat ene woord; ‘volbracht’.
Dat is zo belangrijk.
Dat is ook de voltooiing van de hele lijn die door het evangelie heen loopt, dat het Jezus hier om ging.
In Joh. 4 spreekt Jezus met de Samaritaanse vrouw. Hij zegt tegen haar: ‘Mijn spijze is te doen de wil van degene die Mij gezonden heeft en Zijn werk te volbrengen’. Daar heb je dat woord. Daar gaat het Hem om, om de wil van zijn Vader te doen en om die wil te volbrengen. En vanaf dat moment zit de spanning tot het moment dat Jezus kan zeggen, met Zijn laatste kracht: ‘het is volbracht’.
Volbracht heeft Hij dus de wil van de Vader.
Maar waarom was het dan Gods wil dat Jezus zo moest lijden?
Waarom moest de Christus lijden? Aan de ene kant spreekt elke bladzijde in de Bijbel daarover maar aan de andere kant wordt het ook niet op een dienblad aangeboden, zodat je zou kunnen zeggen: ‘ik snap het, dat is gewoon logisch’.
Deze bittere noodzaak, dat de Christus moest lijden. Dat punt waarin het christelijke geloof zich onderscheidt van alle andere geloven. Dat wordt in de Bijbel aangeduid, op een manier waarin je kunt zien, dat het een diep geheimenis is.
Toen Petrus tegen de Here Jezus zei ’dat lijden Heer dat zal nooit geschieden’, gebeurde het vlak daarna dat hij Mozes en Elia mocht zien. De wet en de profeten. Die met Hem spraken over Zijn uitgang te Jeruzalem, die met Hem spraken over: ja Here het moet van de wet en de profeten. Niet dat het verplicht is. Of dat het een noodlot is. Maar alles wat over ons geschreven is roept erom, dat het vervuld zou worden. Alles wat in de boeken van Mozes staat en vanaf dat intrappen van de kop van de slang, via het offer van Abraham en via alle andere offers die beschreven worden in het oude testament, roept erom dat het waar wordt, dat het werkelijkheid wordt. En dat Een zal dragen in onze plaats.
En wat in de profeten geschreven staat – en natuurlijk Jesaja 53 het meest, over de lijdende Knecht des Heren – dat roept erom dat Iemand het zal waarmaken. Dat het geen holle praatjes blijven.
Als Jezus na Zijn opstanding met die twee mannen naar Emmaüs loopt, dan blijkt dit ook het punt te zijn waar zij mee zitten. Jezus gaat daar op in en gaat hen uitleggen, beginnend bij Mozes en de profeten, waarom de Christus moest lijden. Voor ons, in onze plaats, omdat wij dat nooit gekund zouden hebben.
Dat is de ene kant van het ‘volbracht’. Dat Jezus volbracht heeft de wil van Zijn Vader. Dat waar Hij voor gekomen was, heeft Hij metterdaad ook gedaan.
En het andere waar je ‘volbracht ‘in hoort is in Joh.17. Daar zegt Jezus in het hogepriesterlijk gebed: ‘Ik heb U verheerlijkt op de aarde, door het werk te voleindigen, dat Gij mij te doen gegeven hebt’. Daar staat ook “volbrengen”. (lees hoofdstuk 17:1-4)
Hier gaat het over de “heerlijkheid”, hier lees je dat in die duisternis van Golgotha het toch ook ten diepste gaat over de heerlijkheid van God.
Kijk: Jezus is onze Hogepriester, de grote Hogepriester, die de hemel is doorgegaan, Jezus de zoon van God. De hogepriester was bij uitstek degene die al de zonden van het volk voor God mocht brengen op de grote verzoendag, nadat hij eerst offers voor zichzelf had gebracht, omdat hij een zondig mens was als alle anderen.
Met het bloed van het offer moest hij de tabernakel binnengaan. Heel ver naar binnen. Naar het binnenste Heiligdom, naar die eenzame duisternis, alleen met God. Alleen met God.
Die weg is Jezus Christus gegaan, onze Hogepriester die niet voor zichzelf hoefde te offeren, maar die zichzelf gegeven heeft.
Broeders en zusters, als Jezus zegt: ‘het is volbracht’, dan is dat dus tegelijk ook de klank van triomf. Triomf over die duivel die zich afgevraagd had: zal het kunnen?
Als Jezus zegt: ‘het is volbracht’ dan is dat ook de triomf dat die kop (van de slang) werkelijk vermorzeld is.
Begrijp ik hiermee hoe het zit? Heb ik hiermee nu uitgelegd waarom de Christus moest lijden? En waarom dat volbrengen onmisbaar was?
Maar heel ten dele. Als ik bij mijzelf kijk, dan weet ik dat er heel diep van binnen in mij iets zit wat zich hier ook aan blijft ergeren. Als ik in gedachte dat bloed zie en als ik het verhaal hoor van dat offer, dan heb ik eerst zelf al die ergernis. Is dat nu nodig? Waarom?
En daarnaast: met mijn gevoel kom ik er niet mee klaar, met mijn verstand krijg ik het ook niet rond. Maar ik weet wel, als ik over Hem lees – die heel de weg gegaan is, om te vervullen alles wat God over ons heeft laten schrijven — dan zal ik het van Hem moeten hebben. Dan is Hij mijn Verlosser. Dan leer ik aan de voet van het kruis, wat het gewicht is van die zonden die ik eerst zo klein vond: mijn kwalijke trekjes, mijn nare omgang met mensen en zo meer. Wat ze wegen, dat besef ik als ik denk aan het kruis. En al kan mijn verstand het niet allemaal op een rijtje krijgen, in geloof mag ik dan amen zeggen. Op dat woord waar Jezus al Zijn krachten voor bijeen geraapt heeft: ‘Volbracht’.
En dat mag je allemaal toepassen in je eigen leven, voor jouw zonden.