Streef vooral naar profeteren

Gods leiding in je leven — deel 3
ds. Willem Smouter, Ede, 05-10-2003.
Tekst: Handelingen 21: 1-14

Broeders en zusters, jongens en meisjes, gemeente van de Heer,

Gods leiding in je leven - 3Gods leiding zoeken in je leven. Twee keer eerder hebben we daarbij stil gestaan en geleerd: het is heel kostbaar om iets te zien van hoe God je leven leidt. Het is niet iets waarnaar je moet zoeken zoals de kleine lettertjes van een polis. Alsof Gods plan met jou mislukt, wanneer je dat per ongeluk over het hoofd ziet. Nee, zeiden we de eerste keer, vertrouwen mag de basis zijn: Hij leidt mijn leven. De Here is mijn herder, Hij leidt mij. En de fouten die ik maak bij het zoeken naar Gods wil, die zullen God niet voor het blok zetten, maar ze horen bij zijn plan dat Hij met me heeft. En daarbij vangt Hij ons op, zoals een adelaar zijn jongen letterlijk ondervangt.En vanuit dat vertrouwen mag je God ook concreet vragen om wijsheid, om leiding. We hebben het bijvoorbeeld gehad over roeping. Vroeger hadden ze het over roeping bij een dominee en een verpleegster. Maar (als ik het goed heb) mogen we dat woord voor ons allemaal verstaan. Je doet toch niet alleen datgene waar je het meeste mee kan verdienen? Je zoekt toch ook wat de Here wil? ‘Wat is zijn roeping voor mij?’
Nou, daar heb je wel wijsheid voor nodig om dat allemaal te zien, hè? Dat zie je niet allemaal vanzelf. Dan moet je wel bidden om wijsheid en dat mag ook. Je mag God bidden om wijsheid en leiding, want Hij geeft het eenvoudigweg en zonder verwijt. En daar kan ook wel bijhoren dat je God gaat raadplegen, Gods advies gaat vragen door middel van zijn dienaren. Of het nu een dominee is of een ouderling of de christenen om je heen. Dat die je helpen om de weg te vinden. Net zo concreet als David de wijsheid van God zocht in zijn dagen bij de efod. Daardoor mocht hij horen of hij zou moeten vechten of vluchten en dat soort concrete hulp.

Wel, dat is de korte inhoud van het voorafgaande. Dat liep dus uit op het onderwerp van het persoonlijk luisteren naar de stem van God in jouw leven. Want het hoort helemaal bij het kind-zijn om de stem van de ouders te horen. En het hoort wezenlijk bij het kind-van-God-zijn om de stem van de Vader te horen en hem te kennen.
Nou moeten we daar eerlijk bij zeggen dat je niet de indruk moet wekken dat het allemaal vanzelf gaat of dat we daar foutloos in zijn. Iemand zei (naar aanleiding van vorige week): ‘Ja, het was wel handig als we nou nog zo’n Urim en Tummim hadden, die precies zeiden ja of nee. Dat was wel mooi geweest.’ Zo is het natuurlijk niet altijd. En er zijn ook tijden dat je echt weer voelt dat je moet wachten op de stem van God. Dat is ook een bijbelse realiteit: het is alsof God zwijgt.
Bij een echte relatie hoort dat ook allemaal. In een relatie waar je niks verwacht, zul je ook niet teleurgesteld worden. En als je nooit naar God luistert, zul je zijn stem ook niet missen. Maar als je gaat groeien in de kennis van Hem en van zijn stem, de leiding van zijn Woord en Geest, dan mag je daar aan Gods hand verder in komen. Dat is belangrijk.

De geschiedenis van vandaag gaat daar ook over. Namelijk hoe Paulus en de gemeenteleden luisteren naar de stem van God. Ik heb dat voorgelezen uit Handelingen en je merkt wel dat, als je van dit hoofdstuk iets wilt begrijpen, je eerst iets moet weten over de betekenis van profetie in het Nieuwe Testament. Over profeten als mensen die in een beeld of in een woord iets doorkrijgen van God. Iets doorkrijgen, niet voor de mensheid in het algemeen, maar voor jou persoonlijk.
Kijk, profeten had je ook in het Oude Testament. Onder het oude verbond waren het vooral enkele afzonderlijke mensen, die door God geroepen werden als profeet. Ze riepen de mensen terug naar de wet van God en ze wezen vooruit naar de tijd dat Jezus Christus zou komen.
De profeten van het Nieuwe Testament zijn natuurlijk nooit helemaal hetzelfde. Want om te beginnen hoeven ze niet meer vooruit te wijzen naar Jezus, want Hij is gekomen. Wij kennen Hem in zijn lijden en in zijn opstanding. Een ander verschil is dat in het Nieuwe Testament de profetie in principe aan allen gegeven wordt, niet zomaar aan een enkeling. Maar dit is de belofte voor het nieuwe verbond: ‘Uw zonen en uw dochters zullen profeteren. Uw jongelingen zullen gezichten zien en de ouderen zullen dromen dromen. Ik zal van mijn Geest uitstorten op alle vlees en zij zullen profeteren.’
In het Nieuwe Testament is dat niet slechts iets aan de rand, maar dat is een heel belangrijk iets. Zo belangrijk dat er zelfs gezegd wordt dat de kerk gebouwd is op het fundament van de apostelen en de profeten. En als je dat naleest, dan worden met die profeten absoluut niet die van het Oude Testament bedoeld, maar de profeten van het Nieuwe Testament.
Er zijn ook verschillende rijtjes van de gaven van de Geest. Dan waarschuw ik er wel eens bij van: ‘Denk nou niet dat het bij ons allemaal precies hetzelfde rijtje moet zijn.’ Er zijn ook verschillende rijtjes. Maar bij die verschillende rijtjes van de gaven van de Geest is er één die altijd voorkomt en dat is profetie. Daarom zegt de apostel ook: ‘Streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren.’ Het profeteren komt dan neer op het voor de mensen spreken: bemoedigend, stichtend en opbouwend. Een woord van God voor hen.

Wij zijn daar natuurlijk niet zo vertrouwd mee, dat wil ik even onder woorden brengen. Je kunt over zo’n Bijbelgedeelte als van vandaag niet eerlijk spreken zonder onder woorden gebracht te hebben dat wij daar niet zo vertrouwd mee zijn.
Paulus komt bij iemand op bezoek en daar is een man en vier van zijn dochters zijn profetes.
Dat hebben wij niet zo, wij gaan met die dingen een beetje selectief om. Er staat wel dat vrouwen zullen zwijgen in de gemeente – of in andere kerken dat de vrouwen een bedekking op het hoofd moeten hebben, een hoedje of zo – maar ga je nou eens kijken in de Bijbel dan gaan zulke teksten over hoe vrouwen zullen bidden en profeteren in de gemeente. Dat ze zullen bidden en profeteren met bedekte hoofden.Wij gaan daar wel eens selectief mee om. Ik denk dan wel bij mezelf: ‘Nou, als de vrouwen en de mannen zouden bidden en profeteren in de gemeente, dan neem je dat hoedje er wel voor lief bij, hè?’ Wij zijn daar wel eens wat selectief in. En ik vind: als je nou dit bijbelgedeelte leest, dan moet je eerst onder woorden brengen dat wij daar iets van verlegenheid bij hebben. Verlegenheid bij wat bepaald een hoofdlijn van onze tekst is, namelijk de profeten van het Nieuwe Testament. Dat is ook echt iets waar wij ons naar uit mogen strekken om daar meer over te leren.

Het gaat in dit bijbelgedeelte allemaal om de reis die Paulus wil maken naar Jeruzalem. Daar heeft hij het vaak over in zijn brieven. Die reis dat is niet zomaar een toeristische reis, het is ook niet zomaar een pelgrimsreis. Nee, het is een heel belangrijk iets dat hij naar Jeruzalem wil gaan, waar de gemeente arm is geworden, waar weduwen zijn en oude mensen die allemaal van de bedeling moeten leven. En ze hebben eerlijk hun best gedaan hoor, ze hebben alles verkocht, maar het houdt een keer op. En dan is er gewoon heel concrete hulp nodig, een soort collecte voor Jeruzalem. Maar het punt is nou dat Paulus deze collecte niet alleen beschouwt als een praktische hulp voor die mensen daar, maar als van het grootste geestelijk belang voor de eenheid van de kerk in zijn dagen.
Want je mag wel weten, er zat een kloof daar in die kerk. Je had die mensen daar rondom Jeruzalem, christenen van joodse afkomst, die geregeld het hoofd zaten te schudden over het feit dat heidenen er zo maar bij konden komen. En daar was ook vaak een beetje onenigheid over: kunnen die heidenen nou zomaar met ongewassen handen aan tafel of moeten ze zich toch eerst een beetje aan de regels houden van sabbat en spijswetten, enz?
Nou, in die gespannen situatie beschouwt Paulus het als een Godsgeschenk dat er die collecte kan zijn, waarin iets van liefde wordt uitgedrukt. Liefde voor het joodse volk waaruit het allemaal voortgekomen is. En hij zegt er dan ook wel bij tegen de mensen: ‘Zul je nooit vergeten dat jullie alles gekregen hebben vanuit die joodse gemeente? Het hele geloof. Dus je mag wel blij zijn dat je op praktisch gebied iets terug kan doen voor die mensen daar.’
Zie je wel, zo ziet hij het geestelijk belang ervan. En hier begint nou Gods leiding in ons schriftgedeelte. Heel gewoon in het goed overleg dat Paulus had en de diepe overtuiging die bij hem gaandeweg ontstaan was: ‘Hier heb ik roeping van God om met die collecte van de heidenen naar Jeruzalem te reizen. Hier ligt een taak.’ Daar is hij stellig biddend mee bezig geweest, maar voor zover ik weet staat er nauwelijks iets van een soort speciale openbaring of een speciale profetie die hij daarover gehad heeft.
Hij zegt gewoon: ‘Zo reis ik nu gebonden door de Geest naar Jeruzalem.’ Hij voelt dit als een taak van de Heilige Geest. En vanaf dat moment lijkt hij alleen maar tegenspraak te krijgen. In elke plaats waar hij komt beginnen ze meteen tegen hem te profeteren over dat hij wel moet uitkijken, daar in Jeruzalem. Dat ze hem daar nog wel eens gevangen zouden kunnen nemen en dat het daar gevaarlijk is.
In ons gedeelte komt bijvoorbeeld voor dat er staat van de discipelen: ‘Dezen zeiden Paulus door de Geest, dat hij zich niet naar Jeruzalem moest inschepen.’ Zie je wel: ‘Niet doen Paulus.’ En daarna is hij nog in die stad waar die vier profetessen zijn. Van hen staat niet apart wat ze gezegd hebben. Maar vlak daarna komt er uit Judea een andere profeet genaamd Agabus. Een profeet die een zekere bekendheid heeft in het Nieuwe Testament, omdat een belangrijke profetie van hem ook uitgekomen was. Dus Agabus komt en in beelden en symboliek laat hij duidelijk gevangenschap en gebondenheid zien. Hij neemt een gordel van Paulus en hij bindt zijn eigen handen en voeten daarmee vast en zegt: ‘Zo zal degene gebonden zijn daar in Jeruzalem van wie deze gordel is.’ En de mensen daar omheen trekken de conclusie: ‘Paulus, niet gaan.’
Dan zie je dat Paulus gewoon reageert door te zeggen: ‘Wat maken jullie het mij toch moeilijk. Jullie zouden mijn hart nog week maken met al jullie gepraat. Ik ben nog wel bereid om naar Jeruzalem te gaan als ik zou moeten sterven daar!’ Heel apart dus: alle aanwijzingen die hij krijgt, lijkt hij te negeren en daarna zeggen de mensen: ‘De wil des Heren geschiede.’ Nou, mooie afloop is dat, zeggen we dan…

Daar wil ik eventjes met u over nadenken. Deze geschiedenis over de leiding van God nog eens bekijken vanuit drie gezichtspunten. Eerst door de ogen van Paulus en zijn roeping, dan door de ogen van Agabus en de profeten met hun beperking en dan door de ogen van die helpers die gehoorzaam willen zijn.
Eerst kijken we naar deze leiding door de ogen van Paulus en zijn roepingbesef. Paulus had in heel rustig overleg, ook met anderen, de gerijpte overtuiging gekregen dat hij naar Jeruzalem moest gaan. En hij liet zich helemaal niet ompraten door de eerste of de beste die een of ander teken had te melden. In een soort rustige zekerheid ging hij daar tegenin.
Dat kun je natuurlijk niet als een schema maken voor alle mensen, maar deze werkelijkheid is er wel. En dat moet je ook erkennen, dat iemand gewoon gaandeweg een gerijpte overtuiging heeft gekregen: ‘Dit wil de Here van mij.’ Dat kan wel eens ingaan tegen allerlei adviezen en dat moet je natuurlijk niet te gauw aanraden. Maar je kunt geen kerk zijn als je niet accepteert dat er mensen zijn die een roeping van God verstaan dwars tegen allerlei schijnbare tekenen in. Een gerijpte overtuiging voor Gods aangezicht, dit is mijn roeping.

En dan heb je die profeten: Agabus en de andere profeten. Zie je eigenlijk wat er aan de hand is? Agabus en de profeten op al die andere plaatsen krijgen van God allemaal hetzelfde beeld, hetzelfde visioen, iets van boeien en gevangenschap. Ze zien iets voor zich van boeien, van gegrepen worden. Dat beeld is bij allen gelijk en dat beeld klopte ook nog, want het is later gebeurd bij Paulus, hij is daar gevangen genomen. Waar het uiteenloopt, is in de uitleg. Kijk, van die lieve mensen in Tyrus staat simpelweg: ‘Dezen zeiden Paulus door de Geest, dat hij zich niet naar Jeruzalem moest inschepen.’ Dat is dus de uitleg van het beeld, de verklaring daarvan, die een mens – nou eenmaal heel kwetsbaar en vatbaar voor fouten – ontvangt.
En Agabus op zijn beurt heeft niet zoveel uitleg er ingelegd. Hij heeft die beelden nog sterker gemaakt door het zelf ook te laten zien met een gordel om z’n handen heen en het beeld van gevangenschap. Het zijn de omstanders die eerst zeiden: ‘Hé, dus je moet niet gaan, Paulus.’ En daar was hij het niet mee eens, maar het beeld klopte wel.
Nou, daarvan is ook wel iets herkenbaar in onze tijd. God wil nog steeds wel beelden of woorden geven, maar ons verstaan daarvan schiet zovaak tekort. Dat moet je ook heel goed weten als je meer wilt leren over de gaven van profetie. Zolang je profetie opvat alsof het betekent dat er ineens ‘plop’ zo een woord van God in je gegoten wordt, wat jij iedereen eens zult gaan verkondigen, zolang zal het niks worden.
Vanaf het begin zul je moeten weten wat er ook in 1 Korintiërs 13 geschreven staat: ‘Want onvolkomen is ons kennen, onvolkomen is ons profeteren tot de dag dat Jezus terugkomt.’ Maar dan is het juist enorm waardevol. Profetie is niet iets wat ‘boem’ opeens in je leven valt, maar dat moet je leren, met alle onvolkomenheid eraan verbonden. Juist over profeten staat al in het Oude Testament dat er profetenscholen waren. Je moest leren luisteren, leren toepassen, leren interpreteren. En in het Nieuwe Testament is juist profeteren iets waar we volgens Paulus naar moeten streven. Nou, ik voel me er zelf ook altijd nog een leerling in en ik hoop dat er nog veel mensen zijn die daar meer in willen leren, want het is zo kostbaar.

Maar dan heb je nog het derde gezichtspunt. Dat gaat over de helpers, de gemeenteleden die gehoorzaam accepteren: ‘Ja, zo is de weg van Paulus.’ En die juist daarvan zeggen: ‘De wil des Heren geschiede’.
Voelt u wel dat het helemaal niks weg heeft van een soort berusting ‘Gods wil moge geschieden’, maar dat ze juist verlangen om de weg van God te gaan? Dat ze gehoorzaam willen zijn en dat ze zich daarvoor willen toewijden. En daarmee sluit ik het af. Er is geen leiding zonder toewijding. Het vraagt echt de keuze van je hart om ervoor om open te willen staan waar de Here je hebben wil.
Dat betekent dat je niet over profetenwoorden kunt filosoferen zonder dat je bereid bent te luisteren: ‘Spreek Here, uw knecht hoort.’ En zullen we ons, broeders en zusters, jongens en meisjes, daar het meest op richten? Dat we willen luisteren hoe God door zijn Woord en Geest ook vandaag nog wil leiden. Zelfs al is dat op wegen die we niet zo kennen. En zelfs al is dat met vallen en opstaan. En zelfs al is dat in al onze menselijke gebrekkigheid. Maar de Heer is groot, zijn wil geschiede.

Amen..