Vandaag begint de Week van Gebed, onder het thema Trouw en toegewijd. Een uitdrukking die ontleend is aan Handelingen 2: 42. Hieronder de preekschets die ik er eerder over schreef.
De vrucht van Pinksteren, het signalement van de eerste gemeente, is een gemeenschap waar mensen samen trouw en toegewijd zijn. Van binnenuit gedreven om te delen, gehecht aan de boodschap en gewijd aan gebed. De kracht van de Geest wordt zichtbaar in mensen die volhouden, op de vier basisgebieden van de boodschap, de gemeenschap, de maaltijd en het gebed.
Context
Dit signalement van de eerste gemeente is geen ideaalschets van hoe het moet maar weergave van de vrucht van Pinksteren. In zekere zin kun je pas vanuit deze afloop Pinksteren verstaan: het werk van de Geest is de vorming van een nieuwe gemeenschap, die het Koninkrijk dat Jezus begon uitdraagt in de wereld waarvoor het bestemd was. Pinksteren gaat niet over mooie ervaringen voor vrome mensen, maar over de vorming van de gemeenschap van het Nieuwe Verbond (Jeremia 31: 31-34, vgl. Jezus’ woord in Lucas 22:20). Hoe het eruit ziet als het tijdperk van de Geest is aangebroken, waarin je de geboden niet meer in steen hoeft uit te hakken omdat ze in het hart van de mensen geschreven staan, dat zie je hier. Onze tekst is vervulling van Jezus’ intense verlangen: “Ik ben gekomen om op aarde een vuur te ontsteken, en wat zou ik graag willen dat het al brandde!” (Lucas 12:49).
vs 41: de Pinksterdag eindigde met een spectaculaire uitbreiding van de gemeente, de geboorte van een nieuwe gemeenschap met drieduizend dopelingen. De tijden van Johannes de Doper keren terug: “Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen”, zij het nu niet vanwege de bijl aan de wortel der boom maar vanwege de belofte van de Geest voor de aanwezigen, voor hun kinderen en voor allen die God er nog bij zou roepen. Het gaat om een doop onder aanroeping van Jezus Christus: hij zelf kreeg bij zijn doop de volheid van de Geest, de gelovigen mogen door hun doop delen in de Geest. En de vrucht is op één dag meer dan tijdens drie jaar van Jezus’ optreden, wat in elk geval één deel is van wat Jezus beloofde toen hij zei: “wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik, en zelfs meer dan dat” (Johannes 14:12).
vs. 42 (waarover straks meer): die massale bekering was natuurlijk mooi, maar legde ook een flinke druk op de bestaande gemeenschap. Wat zou er gebeuren als een fijne gemeente van 120 leden er ineens drieduizend bij kreeg? Volharden, proskaterein, wordt het centrale woord.
vs. 43: terecht dat NBV van ontzag spreekt in plaats van vrees, vgl. hun uitleg (www.voederbak.nl): “‘Vrezen’ wordt nu meer geassocieerd met zuivere angst dan met ontzag of eerbied, terwijl juist dat laatste aspect hier wordt bedoeld.” Maar jammer dat ze de twee zinsdelen omgewisseld hebben, tot “de tekenen vervulden iedereen met ontzag”. In de brontekst staat het naast elkaar: er geschiedde vrees over alle ziel en er geschiedden vele wonderen. Het ontzag, de vrees, zal wel versterkt zijn door de wonderen maar was er al, vs 37, vanwege alles wat ze gehoord en gezien hadden.
Evengoed zijn de ‘tekenen en wonderen’ een essentieel deel van de missie. Het is zelfs opvallend dat Lucas er in zijn deel 1 (het evangelie) nauwelijks van spreekt en dan nog in negatieve zin (11:29), maar dat het in zijn deel 2 (Handelingen) schering en inslag is, vgl. 4:30, 5:12, 6:8, 8:13, 14:3, 15:12.
vs 44v: de woorden uit onze tekst “ze vormden met elkaar een gemeenschap” duiden allereerst op deze delende gemeenschap. Ze bleven bij elkaar en ze deelden alles. Een en ander is uiteraard al een aparte studie waard. Er staat nergens waarom je je bezit moest delen, het stond kennelijk in hun hart geschreven. Het is zeer verwant aan Johannes’ dooponderwijs (Lucas 3: 10-14) maar die moest het de soldaten en de tollenaars nog apart uitleggen. Het is ook verwant aan de gebruiken in Qumran, met dit verschil dat het daar verplicht was, dat je een proeftijd had en dat het in de sfeer van de reinheid zat. Lucas herhaalt de beschrijving in 4: 32-35, vlak voor de clash rondom Ananias en Saffira. Terzijde: als de eerste gemeente bestond uit agrariërs dan was het niet zo handig om je akkers te verkopen en dus je baan op te geven. Maar als het, zoals de setting doet vermoeden, vooral rentenierende Joden uit alle windstreken waren die “een stuk grond” hadden om in heilige grond begraven te worden, dan spreekt het des te meer. Dan spreekt het trouwens ook van het nieuwe besef dat we de Messias niet terug verwachten op één berg in Jeruzalem, maar op heel de aarde die zijn rijksgebied is…
vs 46: dit heb je nodig als uitleg bij het andere element van onze tekst, ze “braken het brood”. Kennelijk is de situatie: ze kwamen trouw (daar heb je weer: proskaterein) en eensgezind in de tempel bij elkaar en daarna aten ze bij de mensen thuis. Voor ‘tempel’ wordt het woord hiëron gebruikt, dat is het hele complex, en niet het naos, het eigenlijke tempelhuis. Zo te zien ging het, 3:11 en 5:12, om de zuilengang van Salomo, dat is de enorme rand van het complex. Daarna waren ze bij elkaar thuis, waar ze het brood braken en hun maaltijden gebruikten. Dat klinkt als twee dingen die ze deden, samenhangend maar van elkaar onderscheiden. Je kunt “brood breken” wel als pars pro toto voor de hele maaltijd zien, maar je ontkomt toch niet aan de indruk dat “brood breken” op de Maaltijd met een hoofdletter slaat; Lucas gebruikt het woord klasis ook bij de ontmoeting met de Emmaüsgangers, Lucas 24:35.
vs 47: het was een gouden tijd, die in menig opzicht later aan diggelen ging. Als de lofzang verstomt dan ligt dat aan onszelf. Als je niet meer in de gunst van het volk staat maar vervolgd wordt, dan kon dat wel eens gevolg van je trouw aan de Heer zijn. Als de gemeente niet meer uitgebreid wordt met mensen die gered willen worden, dan legt dat een open vraag op tafel: heeft de Heer de kandelaar weggenomen, of hebben wij het licht zo verduisterd dat het mensen niet inspireert om gered te willen worden?
Inzoomen op vs. 42
De NBV-vertalers leggen uit: “De in de brontekst gebruikte constructie benadrukt het voortdurende karakter van de gebeurtenis. De continuïteit van het gedrag van de bekeerlingen wordt in dit vers weergegeven met ‘trouw’, een woord dat in Handelingen 2:46 wordt herhaald om het verband tussen deze beide verzen te doen uitkomen”.
NBG51 vertaalde: “En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.” Het mooie daarvan is dat het woord proskaterein, volharden, uit de brontekst zo herkenbaar is als het hoofdwerkwoord. Droom niet van een ideale begintijd want vanaf dag 1 was het een kwestie van volhouden, volharden. Trouw zijn en toegewijd, dus. Een nadeel van NBG51 was weer dat de verbinding met vs 46 onzichtbaar bleef, waar namelijk hetzelfde “volharden” wordt gebruikt, of te wel “trouw” in NBV.
Het is trouwens nog mooier: de opvallende combinatie “proskaterountes homothumadon” (eendrachtig volharden) in vs 46 komt letterlijk uit 1:14, ze bleven allen eendrachtig volharden in het gebed. Dus het zaadje is in stilte gelegd door een groepje mensen dat in een zaaltje eendrachtig en volhardend bleef bidden. De vrucht is geoogst met duizenden bekeerlingen die volhardend en eendrachtig samenkwamen in de tempelgalerij. En daar tussenin staat de beschrijving van de gemeente, werk van Christus door de Geest, waarin een en ander uitgewerkt wordt in vier aspecten:
trouw aan het onderricht van de apostelen — de basis van de kerk vormen de apostelen die de Opgestane zelf gezien hebben. De uitdrukking betekent niet alleen dat ze de leer (didache) handhaafden maar vooral ook dat ze ermee bezig bleven, eerst door naar de apostelen zelf te luisteren en later door er elkaar over te vertellen. Trouw gaat niet vanzelf, het is van volhouden.
ze vormden met elkaar een gemeenschap — zichtbaar en tastbaar in het delen van goederen, maar deze koinoonia werd gedragen door de gemeenschap van geloof met Christus.
ze braken het brood — teken en zegel van de gemeenschap met Christus en met elkaar. Een en ander had de diepte van de Maaltijd van de Heer, en de volheid van een volledig maal, eenvoudig en vol vreugde.
ze wijdden zich aan het gebed — zoals het allemaal met gebed begonnen was in het bovenvertrek en nu was het uitgegroeid tot een fenomeen in de tempel, maar juist daarom bleef het nodig dat mensen zich wijdden aan het gebed, dat ze ook in dat opzicht volhielden.
Tips voor de prediking
Het beschreven signalement van de gemeente is zó mooi, dat je moet uitkijken voor de valkuil om het zo schitterend te maken dat het onbereikbaar wordt. Wat helpt is de notie dat het ook toen om volhouden ging. Je kunt overwegen om openlijk te bespreken dat het ook toen gauw fout ging, maar dan moet je weer uitkijken voor cynisme. Want met alle lek en gebrek heeft het toch gewerkt: in culturen waar geen christendom is (geweest), daar is geen gehandicaptenzorg.
Andere valkuil is om het exclusief kerkelijk te maken. Het gaat hier wel over de eerste gemeente maar bovenal om christelijke gemeenschap. Trouw en toegewijd zijn ligt breder, denk bijvoorbeeld aan je dagelijks werk. Hoe werken deze noties daar door?
En heel het toegewijd zijn — vermijd om het als een nieuwe last op ieder individu te leggen, maar veeleer als uitdaging voor de hele gemeenschap, mogelijk met vormen waarin je het kunt beoefenen: trouw naar de Bijbel luisteren, volhouden in gemeenschap, je tafel delen met anderen, en plaats maken voor toegewijd gebed.
Ten slotte en ten overvloede: alle boven besproken details zijn werk voor de keuken — teveel ervan doorgeven maakt het onverteerbaar en te weinig Bijbelse achtergrond maakt het te mager. Zegen gewenst op de roeping van de verkondiging.
Willem Smouter, Apeldoorn.