In de Bijbel leren we dat God ons heeft aangenomen als zijn kinderen en erfgenamen. Dat is natuurlijk iets om heel dankbaar voor te zijn. Maar aan de andere kant: adoptie, aangenomen kinderen, dat gaat onder mensen lang niet altijd goed. Die aangenomen kinderen hebben vaak grote moeilijkheden. Want, inderdaad, je moet natuurlijk heel dankbaar zijn. Maar waar kom ik vandaan, wie ben ik eigenlijk? Houden mijn adoptieouders wel echt van mij, net als van hun eigen kinderen? Soms heb ik de neiging dat eens even flink uit te testen. Ik weet gewoon dat ik er niet echt bij hoor en trouwens, wat is er mis met mij dat mijn eigen ouders me afgestaan hebben?
Dat soort vragen komen er dan op met alle problemen van dien. Bodemloos bestaan heet dat. Ik heb me altijd afgevraagd of veel van die menselijke adoptieproblemen ook voor komen in onze relatie met God die ons als zijn kinderen heeft aangenomen.
Nu heb ik op dit moment studieverlof: drie maanden te gaan maar liefst. Mijn eerste week zit erop en ik heb veel zin in de komende tijd. Ik wil dat eens gaan uitzoeken, die intuïtie over adoptie. Voorlopig is mijn werkhypothese dat we naar analogie van menselijke adoptie met drie centrale vragen zitten:
- Houdt God wel echt van mij?
- Wie ben ik eigenlijk echt en waar kom ik vandaan?
- Waarom moest ik worden geadopteerd?
Het is een werkhypothese, er kan nog van alles aan bijgesteld worden, maar voorlopig ga ik ermee aan de gang.
Wat die eerste vraag betreft: als je ooit Henri Nouwen de woorden “jij ben mijn geliefde zoon in wie ik vreugde heb” hebt horen toepassen op ons mensen, dan vergeet je dat nooit meer. Er knaagt ook de twijfel van elk geadopteerd kind: gaat dit niet alleen over zijn echte Zoon, over Jezus? Kan het echt waar zijn dat God ook zo naar mij kijkt?
De derde vraag wordt tegenwoordig vrijmoedig gesteld over zending in verre landen: wat doen we die mensen aan als we ze christen willen maken? Hebben we wel respect voor hun cultuur en religie en waarom zouden onze cultuur en religie beter zijn? Maar die vraag kun je natuurlijk net zo goed over onszelf stellen: wat was er nu zo loos aan ons heidenen dat we uit de duisternis naar het licht toe moesten?
Terug naar mijn Indonesië
Met de middelste vraag ben ik nu begonnen. Als je geadopteerd bent uit Indonesië dan moet je daar op een gegeven moment heen, anders gaat het niet goed. Ik ga in dit verlof een beetje naar mijn Indonesië, naar mijn eigen achtergrond. Dat doe ik om te beginnen met de boeken van ds. Henk Vreekamp. Onlangs is hij bij een bitter tragisch ongeval overleden. Ik kende zijn boeken niet, alleen de intrigerende titel “Zwijgen bij volle maan”. Het is deel van zijn Veluwe-trilogie die ik nu aan het lezen ben:
- Zwijgen bij volle maan
- De tovenaar en de dominee
- Als Freyja zich laat zien
Ik ben nu halverwege deel twee, en de boeken (vooral het eerste) intrigeren me. Ze te bespreken gaat nu te ver, maar ik ben aan de hand ervan vast bezig op mijn ontdekkingsreis. Deze week naar twee plaatsen: de oerverhalen van Hoog Soeren en de reformatie in Garderen.
Passie, bedreiging en eindeloos geduld
Hoog Soeren is veel en veel ouder dan Apeldoorn. Op de weg van Apeldoorn naar boven moet je vlak na het bordje “Hoog Soeren” maar eens stoppen en rechtsaf slaan. Dan zie je meteen de prehistorische grafheuvels liggen. Hoe dat was en wanneer en wat die mensen geloofden, dat is nog niet zo makkelijk uit te zoeken, maar in elk geval hebben mensen op deze hoge plaats gewoond lang voordat de geschreven geschiedenis begon.
Het is wel aardig om zo hoog te wonen, maar waar haal je water vandaan? Natuurlijk vang je de regen op, maar dat is lang niet altijd genoeg. Als je door het dorp heen rijdt richting Assel, dan moet je meteen na het wildrooster het paadje naar rechts nemen. De weg daar heet Pomphulweg — naar de pompheuvel, oorspronkelijk Springendel: het water komt er uit een bron. En zowaar, daar vind je het meertje waar je in oude tijden het water kon halen. Koningin Sophie had er een eigen bankje, waaraan een wat simpeler variant nog herinnert.
In 1906 schreef Gust Van de Wal Perné een sage (pag. 26-31) over de geschiedenis van deze bron, waar de winterreus Hymer, zijn dochter Gerda en Froh de jonge lente-zonnegod aan te pas komen. Vreekamp merkt op dat het een navertelling is van het gedicht SkÃrnismál uit de Edda en wel een heel zoetelijke navertelling. In de oorspronkelijke versie lees je over passie, bedreiging en eindeloos geduld en zoals de auteur van Wikipedia zegt: “Als men Gerd als verpersoonlijking van het akkerland beschouwt, dan lijkt het geheel op een evocatie van de terugkerende lente in deze god van de vruchtbaarheid”. In elk geval zijn we op deze manier, vlak bij huis, behoorlijk diep in ons oude heidendom terecht gekomen. Mensen die leefden van de natuur en die hun angsten en zorgen vertaalden in goden.
De opgestane Veluwenaar
Mijn onderzoek volgt niet precies de historische lijn. Dan zou ik nu naar Wilp moeten, waar Lebuïnus de eerste christelijke kapel bouwde. Of naar Utrecht waar hij opgeleid werd. Maar nee, op een mooie avond gaan Annette en ik naar Garderen, waar de Dorpskerk nu gedeeld wordt door Hersteld Hervormden (twee diensten) en de PKN (één dienst). Maar we komen voor de eerste reformator van de Veluwe: Jan Gerritszoon Versteghe, die zes jaar (tot 1550) pastoor van Garderen was. Jan kwam van een boerengezin in Stroe en zijn familie boerde goed genoeg om een zoon te laten leren voor priester. Op de hervormingsgezinde Latijnse school in Harderwijk leerde hij zelfstandig denken en jarenlang trok hij met reformatorische prediking volle kerken in Garderen, totdat twee koddebeiers hem afvoerden naar Arnhem en men hem zwaar onder druk zette om zijn dwalingen te herroepen. De arme man ging door de knieën en werd in de toren van kasteel Hattem gevangen gezet. Hij heeft er zijn leven lang spijt van gehad. Na drie en een half jaar kwam hij op borgtocht vrij en vluchtte naar Duitsland (minder leuk voor zijn familie in Stroe die de boete moest betalen). Uiteindelijk schreef hij twee boeken waaronder “Der Leken Wechwyser”, een in het Gelders geschreven catechismus, de eerste in deze landen verschenen, bestemd voor de gewone, niet-geleerde gelovige, waarin alle belangrijke christelijke leerstellingen in reformatorische geest worden behandeld en uitgelegd. Hij schreef onder de naam Anastasius Veluanus, de opgestane Veluwenaar!
Gaandeweg is hij in de vergetelheid geraakt omdat men na de Synode van Dordrecht vond dat hij Arminiaanse trekken had. “Een gereformeerde afwijzing van de dubbele predestinatie” heet het achteraf…
De gemeente Barneveld heeft in 1994 een standbeeld voor hem laten plaatsen op het grasveld voor de Dorpskerk. De pastor tussen de koddebeiers. Maar je ontkomt er niet aan om er ook de Gekruisigde in te zien. Van de foto die ik er nam, maakte Google ongevraagd een prachtige bewerking.
Maar wat mij het meeste bij bleef zijn de woorden op de inscriptie, de woorden waarmee zijn bekendste boek begint:
‘In Gelderlant op die Velua leyt een arm dorp, gheheeten Garder, daer heb ick omtrent VI jaer ghepredict ende ben int jaer MDL den eersten January ghevanghen binnen Arnhem ghevuert en aldaer tot eenen sondighen wederroep ghedrongen. Joannes Anastasius Veluanus’
Ben benieuwd, Willem, waar je uitkomt op je zwerftocht. Heb je nog plannen de resultaten wijder te publiceren?
Wat is er wijder dan het world wide web? Dat is een metafysische vraag. We zullen zien ☺
Dag Willem,
Leuk om nu al van je te lezen.We zongen vanmorgen het lied ‘de Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen’. En Wim Louwerse preekte vanavond over de roeping van de apostelen. Jezus had ze al gezien voordat hij ze riep….. Zo fantastisch dat God het initiatief neemt en ‘ons onvermogen voor lief neemt’ ;).
groet, Jaap