De kerk waardig begraven

“Als je deze tijd beziet onder het aspect van de alwerkzaamheid Gods, dan is hij dus ook aan het werk in de ontkerkelijking. Het is zijn project dat de kerken in Nederland worden afgebroken. God heeft ook in de ontkerkelijking de hand. De ballingschap van het volk Israël werd ervaren als oordeel Gods. En tegelijk is dat bevrijdend. Je hebt je lot niet in eigen hand”. Dr. Willem Maarten Dekker, predikant te Mastenbroek, gooide deze week een steen in de vijver met een verhaal tegen de missionaire mode in.

Het citaat komt uit een opinie-artikel in het Nederlands Dagblad van 13 april, vooruitlopend op een symposium van de Confessionele Vereniging in de Protestantse Kerk onder het thema “planten of begraven”. De hoofdlijn is dat spreker het helemaal gehad heeft met al die missionaire initiatieven van de Protestantse Kerk. “We moeten dus nooit met het evangelie gaan leuren langs de deuren, of er alsjeblieft toch iemand luisteren wil. Soms is het juist: blijven zingen en preken om daarmee te bevestigen dat er niemand luistert. Wij zouden eens moeten overwegen of dat niet juist in onze tijd weer geldt: dat wij prediken om daarmee te openbaren dat de wereld níét hoort”. Hij gebruikt daarbij krasse taal over het begraven van de kerk, zeker in een artikel in het Christelijk Weekblad van 24 september 2010, waarin hij dat idee uitwerkt: “Jozef van Arimathea had Jezus lief, en daarom begroef hij Hem. Zijn lichaam, de kerk begraven is dus niet alleen veel hoopvoller dan plannetjes maken, er spreekt ook veel meer liefde uit. Zo hebben wij Hem lief tot het einde. Anderen hadden Hem lief door grote kathedralen te bouwen. Wij hebben Hem lief door ze weer af te breken, en bij elke steen te denken aan het oordeel dat over ons komt en dat toch al door Hem gedragen is”.

Ik vind dat echt niet kunnen, of in de woorden van Bert de Leede: “een ontoelaatbare theologische grensoverschrijding”. Eenvoudiger gezegd: het is volstrekt willekeurig Bijbelgebruik om teleurstelling over hoe het met de kerk in Nederland gaat, te verbinden met Jozefs begrafenis van het lichaam van onze Heer. En dat wordt er niet beter op door te poneren dat Jezus een aristocratische houding had, waarin hij op een gegeven moment aan de leerlingen vroeg “Willen jullie misschien ook weggaan?”. Luister, ik heb óók m’n bedenkingen bij al die leuke dingen voor de mensen, bij de tendens om vooral laagdrempelige diensten te houden (zie een eerdere blog) — waarbij de mensen alleen maar over die lage drempel naar buiten gaan. Maar de kerk begraven, nou dan weet je wel in wat voor houding je de mensen daarmee helpt. Namelijk óf in een defaitisme van “het loopt toch allemaal af” óf je sterkt de mensen in de overtuiging van conservatisme — houden wat je nog hebt. Dat gebeurde ook meteen op de website van het ND, waar te lezen viel: “Hartgrondig met dr Dekker eens […] Laten alle broeders en zusters die deel uit maken van liturgiecommissies dit artikel lezen en de woorden van dr. Dekker ter harte nemen! WIJ hebben ons aan te passen aan de soevereiniteit van God. Niet andersom”. Alsof het een geval van Gods soevereiniteit is om vast te houden aan oude liturgische vormen. Ik heb overigens intussen gelezen dat Dekker dat zelf zo niet bedoelt: “We gaan het met de beamer en de band niet redden, inderdaad. Maar met het Liedboek en het orgel ook niet. Op het punt van de vormen is creativiteit niet verboden, maar juist geboden. Juist de confessionele en orthodoxe stromingen binnen de kerk vertonen niet zelden een onthutsend gebrek aan creativiteit, aan lef en aan energie” — en dat moet je niet verwarren met geloof. Amen, zeg ik dan.

Toch wordt die begrafenissfeer in de praktijk een frame waarbinnen een in zichzelf gekeerde gemeente zich eindelijk herkend voelt. Zeker als je er aan toevoegt: “1400 jaar is het evangelie verkondigd.  Er komt een moment waarop je moet zeggen: zoek het nu maar even zelf uit”. Ik ken gemeenten die zeer tevreden waren over hun behoudende orde van dienst, tot de laatste het licht uit deed. Is dat Gods soevereiniteit? Ik geloof er niks van. Dat is te zeggen: we hebben zoveel ruzie gemaakt en zijn zo verwereldlijkt, dat het Gods goed recht zou zijn om de kandelaar hier weg te halen en het licht elders te laten schijnen. Maar dat mag nooit verward worden met passiviteit aan onze kant. Je moet de tekenen van de tijd verstaan — en in onze omgeving is het een tijd van neergang — maar je weet nooit hoe laat het op Gods klok is en daarom is het zaak om in geloof en vertrouwen het evangelie zo goed mogelijk te delen en uit te delen. Zolang wij nog in lied en taal en cultuur van de zestiende eeuw leven, moeten we niet al te zeker willen weten dat het Gods soevereine wil is dat mensen er niks van snappen.

Nu weet ik natuurlijk best dat dr. Dekker gewoon wil choqueren om het gesprek op gang te brengen. En je zult zien: als je doorpraat over hoe dat begraven van de kerk bedoeld is, dan heeft hij dat vast zo letterlijk niet bedoeld en zo meer. Toch moet je dat volgens mij zo niet aanpakken. Het doet me teveel aan ds. Hendrikse denken, met zijn “geloven in een God die niet bestaat”. Als je doorpraat dan zegt hij iets als “ik bedoel natuurlijk dat God niet bestaat op de manier van een appeltaart”. Ja hoor, maar intussen help je het ongeloof aan een lekker bedje. Op geestelijk vlak wil ik Hendrikse en Dekker bepaald niet op één lijn zetten, maar qua aanpak doe ik dat wel — en daar word ik niet vrolijk of gelovig van.