Preek over de gelijkenis uit Lukas 16: 19-31
Als het in de kerk over zonden ging, werden daar vanouds seksuele zonden mee bedoeld. Niet zozeer wat je met je financiën doet. Vroeger gebeurde het nog wel eens dat iemand voor in de kerk schuld moest belijden. Dat was zelden om op te biechten dat hij een vrek was of een gokker. Het ging vaker over, laten we me maar zeggen, dat er te vroeg een baby’tje op komst was. Opvallend is het dat het bij de Here Jezus andersom ligt. Hij heeft het meer over geld dan over seks. Wat doe je met je geld. Daar heeft Hij het vaak over. B.v. de gelijkenis van de ‘Rijke Dwaas’ of de ‘Rijke Jongeling’,die graag de Here Jezus had willen volgen, maar z’n geld zat er tussen. Dat is zo vaak zo, dat het geld er tussen zit.
Net als bij Levi de tollenaar. had ook wel achter Jezus willen aan gaan, maar hij kon niet weg. Z’n geld; hij moest geld innen. De gelijkenis over de Onrechtvaardige Rentmeester, of dat Jezus waarschuwt voor de hebzucht. Of zelfs dat Hij zegt:”Wee u gij rijke, want u hebt alles al wat u nodig hebt”
In het evangelie gaat het hier vaak over. En misschien geeft het wel eens een ongemakkelijk gevoel, als het over dat onderwerp gaat. Misschien zo van, ze gaan me toch geen geld uit mijn zak kloppen? Maar ook als je bereid bent om te geven en niet te beroerd bent om ergens aan bij te dragen, kun je denken; waar ligt de grens van geven?
Vandaag gaat de gelijkenis over rijk en arm. Een van de kwesties die door alle tijden en alle plaatsen gespeeld hebben: rijkdom en armoede. Er was een rijke man en een arme Lazarus. Zo rijk de rijke man aan het begin was, zo ontzettend stuk zat hij later; in de eeuwigheid. Het is een radicaal verhaal. Niet van “geld maakt óók niet gelukkig”. Wat wij graag willen horen, dat iemand met veel geld, vaker gescheiden is dan wij — of zo. Maar Jezus is veel radicaler; hier komt hemel en hel bij te pas. Dat is niet niks. Ik kan het niet helpen om dan gelijk te denken: ‘aan welk kant zit ik dan’? Nu en straks in de eeuwigheid? Als ik voor mijzelf spreek, dan is het toch wel gauw duidelijk, dat ik niet die arme Lazarus ben. Want zie je dat voor je: Lazarus, liggend, bedelend, onder de zweren, smerige honden die aan hem likken en hij maar denken “kan ik niets mee pikken van het eten, daar”.
Bedelaars. Mensen gaan ver op vakantie. Misschien hebt u ze wel gezien tijdens uw vakantie. En misschien hebt u er wel een ongemakkelijk gevoel bij gehad. Hoe moet je dit allemaal oplossen?
Als ik kijk aan welke kant ik zit, dan ben ik toch niet zo’n bedelaar. Natuurlijk ben ik die rijke man ook niet helemaal, maar dat lijkt er meer op. Ik ben wel niet in purper gekleed, maar als mijn kleren versleten zijn, kan ik wel nieuwe kopen. Ik ben op vakantie geweest. Ik heb een dak boven mijn hoofd. Wat zijn we rijk met elkaar!
Het ongemakkelijke voor mij bij deze gelijkenis is de vraag: wat heeft deze rijke man nu verkeerd gedaan? Het kan toch niet zo zijn dat iedereen boven een bepaald bruto inkomen naar de hel zal gaan en iedereen met minder inkomen naar de hemel? Er moet toch ook iets anders zijn.
Wat is er mis met die rijke?
Wat ik me dan eerst afvraag is: hoe komt die man aan al dat geld? Door bedrog, diefstal of onrecht? Maar er is geen enkele aanwijzing die hier op wijst. Net als bij de gelijkenis van die Rijke Dwaas, waar Jezus expres gekozen heeft voor iemand die er niets aan kon doen dat hij rijk werd. Het land van een man had veel opgebracht. Daarom was hij rijk. Het hoeft dus helemaal niet zo te zijn dat het slecht met hem afloopt omdat hij misdadig aan zijn centen gekomen is. Wat dan wel?
In een ouder commentaar las ik dat misschien zijn probleem z’n oppervlakkig leven was. Dat hij aan geen hogere dingen of eeuwigheid dacht. Tegenwoordig zeggen we dat hij te materialistisch was; hij denkt alleen aan zijn geld. Maar ook dat is het niet.
Want, dat moet ik er bij zeggen, in eerste instantie is deze gelijkenis van Jezus gericht tegen de Farizeeën . Want hij is over geld gaan praten toen de Farizeeën, die zo geldzuchtig waren, dit hoorden en hun neus voor Hem ophaalden. Daar gaat het Jezus om.
Die Farizeeën moeten zichzelf herkennen in die Rijke. En voor hen gold niet bepaald dat ze niet aan hogere dingen of de eeuwigheid dachten. Want daar dachten ze de hele dag aan. En ze waren ook niet materialistisch. Ze hadden van die maaltijden waar veel gepraat werd over hogere gedachten, dus dat zat wel goed.
Maar wat was het dan? Misschien dat hun maaltijden overdadig luxe waren? Altijd schitterende feesten. Dat dat gewoon niet goed kon wezen. Daar heeft het wel wat mee te maken. Dat werd door Jezus wel uitvoerig ‘geschilderd’. Dat de Rijke Man gewend was zich te kleden in purperen gewaden (eigenlijk een koninklijk gewaad). Dat hij dagelijks uitbundig feest vierde. Ja, dat is inderdaad wel getekend om zijn overdadige luxe te laten zien.
Maar om het beetje preciezer te zeggen wat er met deze man fout was; dat was die arme man aan zijn poort. Zijn beschuldiging lag aan zijn poort. Met zijn zweren doet de arme een beroep op een ieder die wat heeft. Zeker op vrome mensen die het goed gaat; dat ze er iets van willen delen. Zoals de apostel Johannes dat later zegt over mensen die het best kunnen missen en wat doe je ermee. Hij zegt hierover in 1 Joh. 3 vers 17: ‘Hoe kan Gods liefde in iemand blijven, die meer dan genoeg heeft om van te bestaan, maar zijn hart sluit voor een broeder of zuster die hij gebrek ziet lijden’. Zie je dat; zijn hart sluit…
Zijn beschuldiging ligt aan de poort. En van daaruit gaat het hele verhaal betekenis krijgen. Hier moet je nog iets bij bedenken, wat niet in de Bijbel zelf staat, maar wat we weten uit oude rabbijnse geschriften van die tijd. Dat Jezus hier een bekend verhaal gebruikt en er een eigen draai aan geeft. De Farizeeën en schriftgeleerden, van die tijd, die kenden dit verhaal van zo’n rijke en arme en met zo’n begrafenis die zo verschillend is en dat het dan een eeuwige afloop heeft die alles goed maakt. Maar weet u: zij kenden het eigenlijk anders. Zoals het verhaal van die rijke en arme en in acht verschillende versies bekend is uit rabbijnse bronnen, kwam het hier op neer: er was een rijke tollenaar en een arme schriftgeleerde. En allebei stierven ze. Die rijke tollenaar werd met alle pracht en praal begraven. En die arme schriftgeleerde werd gewikkeld in een matje en in de woestijn gelegd. En iemand ziet dat en klaagt tot God: ‘is er dan geen loon voor Israël dat zo’n rijke tollenaar enz…’
En dan wordt hem getoond dat het in het hiernamaals andersom is.
Zoals Jezus vaak een voorbeeld ontleent aan wat je kunt zien om je heen, zo gebruikt Hij hier dit verhaal, dat bekend was. Alleen Hij gaf er een fatale draai aan. Want Jezus maakte van die rijke man geen tollenaar, maar een keurige man die net zulke overdadige feesten geeft als de Farizeeën.
En voor het geval zij dachten dat zij nog bij die armen in te delen waren, maakte Jezus dat verhaal nog een beetje mooier door te vertellen dat die arme puur onrein is; hij heeft zweren (geen Farizeeër zou hem aanraken) en de honden likken aan hem. Honden zijn, in die wereld, het toonbeeld van onreinheid. De Here Jezus dikt het verhaal aan tot het verhaal van een arme man met zweren die geen farizeeër aan zou raken. Maar die arme man heet wel Lazarus.
Dat is wat! Weet u dat nergens in de gelijkenissen een mens ooit een naam krijgt? Behalve deze man: Lazarus. Wat betekent: God is mijn hulp.
Wat Jezus hier doet is eigenlijk de hele boel op z’n kop zetten.
En dat is wel eens nodig mensen. Dat hebben wij ook wel eens nodig. We weten altijd zo goed te zeggen, dat is goed en dat niet, maar wat telt er nu eigenlijk? Wat is belangrijk voor de troon van God en het Lam.
Antwoord: niet de vroomheid van de Farizeeën. Niet de leer van de Gereformeerden. Of de praise van de evangelischen. Maar of je hart open staat voor mensen om je heen; voor wie aan je poort is.
Ik moet nu denken aan broeder Geuchies, toen hij nog jong was. Van hem weet ik dat hij samen met zijn vrouw An, gastvrij placht te zijn voor jonge mensen en dat hij goed kon luisteren. Natuurlijk zijn er ook wel andere dingen over hem te vertellen, maar daar gaat het niet over.
Maar als hij straks voor de troon van God staat, dan zal hij daar alleen behouden kunnen worden door het bloed van de Here Jezus. Daar is niets aan toe te voegen. Maar als Jezus met hem praat over zijn leven, dan kon het wel een zijn dat juist die dingen die ik noemde, blijken te tellen. Dat hij oog had voor mensen en kon luisteren naar mensen die misschien niet precies in het Gereformeerde ‘straatje’ pasten.
En zullen we dat nu eens laten gebeuren. Wat er in de gelijkenis gebeurde.
Alles een beetje op z’n kop laten zetten.
Al die dingen die we gewichtig vinden, tegenover je hart openen voor de mensen om je heen. Wil je dat nou eens proberen. Oog hebben voor wie er aan je poort is. Dat hoeft dan heus niet iemand met zweren te zijn. Maar het kan ook wel eens anders eruit zien. Het is ook een andere wereld waar wij in wonen. Hier kan die arme wel eens diegene zijn die één, twee of drie stoelen verder zit bij je in de kerk en die best wel inkomen heeft, maar die zo hunkert naar een beetje contact. Want in onze wereld is tijd, aandacht één van de kostbaarste dingen die er zijn. Misschien is het niet iemand in de kerk, maar zijn het je buren thuis. Of is het iemand die je op een andere manier tegen komt.
Maar is je oog en je hart daar voor open. En zeker, dan kan het ook over geld gaan. Dat je iemand helpt. En dan gaat het ook over de naaste ver weg. Want we profiteren tegenwoordig veel meer van de mensen ver weg; daarmee zijn ze ook veel meer onze verantwoordelijkheid geworden dan vroeger. Zeker dat hoort er allemaal bij. Vanuit die houding; die houding die de Here al zo lang, zo graag bij ons ziet. “Ik geef u een oud gebod, dat gij elkander liefhebt”. Dat had je al kunnen lezen in Mozes en de Profeten, zegt Abraham in de gelijkenis tegen de rijke man. We mogen het breder maken. We zien het in heel de bijbel. Is de bijbel nog niet genoeg om je te overtuigen?
Je hebt mensen die zeggen, jawel, jawel, maar ik weet niet hoor. Als God nou eens een wonder deed, dan zou ik wel natuurlijk wel geloven. O, ja??
Abraham zegt: “als ze Mozes en de Profeten niet geloven, dan geloven ze ook niet als iemand uit de dood opstaat”. En Jezus wist waar hij het over had.
De Here vraagt niet dingetjes van je, maar Hij vraagt jezelf. En Hij zal straks niet aan je vragen of je de hele wereld goed op orde had. Of alles goed deugde in je denkraam. Maar of je hart open was. Voor de gebrokene naast je.
Amen.