Het blad “Ellips”, tijdschrift van de Evangelische Hogeschool, dat vandaag verscheen was een themanummer over de plaats van vrouwen in de kerk. Onderstaande bijdrage van mij maakte daar deel van uit.
De Nederlands Gereformeerde Kerken hebben decennia lang vergaderd over de vrouw in het ambt. Ooit spraken we erover op onze Landelijke Vergadering. De stand van zaken was toen als volgt: exegetisch was het duidelijk dat de Schrift wél vrouwelijke diakenen kent (in elk geval Febe uit Kenchreeën, maar vermoedelijk ook de vrouwen uit 1Tm3), maar géén vrouwelijke ouderlingen. Ik heb toen een gloedvol betoog gehouden om in één keer alles te regelen: we laten wel vrouwelijke diakenen toe omdat de Schrift die kent en geen vrouwelijke ouderlingen omdat de Schrift die niet kent. Punt. Als we die dag gestemd hadden, was een ruime meerderheid hier vóór geweest. In plaats daarvan hebben we er nog een zomer over nagedacht en toen was iedereen weer terug op zijn oude positie: veel kerken wilden helemaal niks, ongeacht de exegetische uitkomst. En veel anderen wilden alles, inclusief ouderlingen en predikanten, eveneens ongeacht de exegetische uitkomst.
Achteraf ben ik wel blij dat het zo niet gelopen is. Was dat wel gebeurd, dan hadden we de indruk gewekt dat we slechts door verdiepte schriftstudie en vooral niet in verband met de tijdgeest de vrouw als diaken hadden toegelaten. Daar zouden twee nadelen aan zijn geweest: ten eerste is het niet waar en dat is op zichzelf al een bezwaar. Maar bovendien zou het zo’n massieve redenering zijn geweest dat het nóg meer pijn had gekost om die een paar decennia later weer los te moeten laten.
In werkelijkheid is de christelijke zede en moraal veel meer dan we waar willen hebben een wisselwerking tussen de Heilige Schrift en de eigentijdse manier van denken en doen. De hele discussie over hermeneutiek gaat hier uiteraard over. Ik zal dat niet uitwerken, maar volsta met twee voorbeelden.
Het eerste voorbeeld komt uit India. Mijn vrouw en ik hielden voor een groep Bengaalse predikanten en hun vrouwen een seminar over huwelijk en seksualiteit. We baseerden dat op de vier kernbegrippen uit Sp3:3v. — liefde en trouw, genegenheid en goedkeuring — als de ijkpunten voor een goed huwelijk. Het onderwijs werd goed ontvangen, al deden de deelnemers wat onwennig. De volgende dag zagen we tussen de gemeenteleden iemand zitten die duidelijk een alleenstaande vrouw met kind was. Ik informeerde bij de vrouw van de dominee naar haar achtergrond en die zei: ‘Die vrouw is gescheiden terwijl ze nog maar drie jaar getrouwd was. Maar ja, wat wil je, dat was een huwelijk uit liefde.’ En voor het besef van de christenen daar is dat vrágen om moeilijkheden. Liefde wordt gezien als de slechtst denkbare basis voor een huwelijk, dit in tegenstelling tot een huwelijk waarbij de partnerkeuze prettig geregeld is door de ouders en de dominee. Daar ging ons hele seminar naar de vaantjes…
Hoe moest ik daarop reageren? Had ik moeten zeggen ‘bij ons trouwen ze uit liefde en dat levert veel betere huwelijken op’? Ik zou het niet durven beweren. Ook kon ik moeilijk met de Bijbel in de hand hen corrigeren, want in wezen ligt hun praktijk dichter bij de Bijbel dan de onze. Toch kon ik ook niet, verrijkt door deze ervaring, naar huis terugkeren en de bijbelse praktijk van het uithuwelijken in ere herstellen. Waarom eigenlijk niet? Omdat uithuwelijken in onze cultuur een andere betekenis heeft dan in die van de Bijbel en van India. In onze wereld zou uithuwelijken betekenen dat je de vrouw verhandelt als koopwaar en dat is ontoelaatbaar; dat is in de Bijbel en in India ook nooit zo bedoeld.
Het tweede voorbeeld betreft een christelijk boekje over de opvoeding, van Gert en Baukje Doornenbal, dat in de jaren zestig opvoedingsadviezen gaf: als een kind opstandig is, moet je het slaan totdat de wil gebroken is. Daarom moet je het kind (biddend) slaan totdat het zachtjes huilt. Huilt het kind hard, dan is de wil nog niet gebroken. Huilt het zacht, dan kun je het gaan troosten.
Deze vorm van kastijding heeft bijbels gezien sterke papieren, en toch zou ik niet aarzelen de politie te waarschuwen wanneer iemand geregeld de stok hanteert op basis van Sp13. Ja, leg maar eens uit waarom. Je voelt aan dat slaan niet meer kan, maar waarom eigenlijk niet? Een deel van het antwoord is, lijkt me, dat slaan intussen een andere betekenis heeft gekregen. Je kinderen slaan is hen buiten de gemeenschap plaatsen, hen tot een nul maken. En dat kán gewoon niet. Zo was het kastijden van je kinderen in de Bijbel ook nooit bedoeld. Dus wie zijn kinderen slaat met een beroep op Sp, doet niet wat daar beschreven staat; dat komt doordat onze tijd veranderd is. Slaan totdat de wil gebroken is, dat kán niet meer.
Zo ligt het volgens mij ook met het roepen van zusters voor de ambten in de kerk. Wie in onze tijd de zusters der gemeente uitsluit van de ambten omdat Paulus dat deed en Calvijn ook, die doet iets anders dan Paulus en Calvijn. Wie het nu doet, discrimineert, en de kerk moet niet discrimineren. Dat hebben Paulus en Calvijn in hun cultuur ook niet gedaan. Zij hebben zich gericht op alles wat rechtvaardig, zuiver, liefelijk, eervol is, alles wat deugdzaam is en lof verdient (Fp4:8) en dat moeten wij ook doen. Daar past niet bij dat vrouwen uitgesloten worden van de ambten in de kerk. Nu is het heel lastig om het veranderen van de tijden een goede plaats te geven in ons geloof in de eeuwige God die de tijden te boven gaat. Vandaar dat de kerk laat geweest is bij de afschaffing van de slavernij, de vrijheid van onze koloniën in Indië, het einde van de apartheid, de waardering van de bijstandswet, de geboorteregeling, de aandacht voor het milieu enzovoort. Wat niet wegneemt dat in elk van deze bewegingen ook christenen voorop gegaan zijn en wel met bijbelse argumenten. Want zo is het wel: in iedere nieuwe tijd zijn er werkelijk bijbelse noties die er altijd al in stonden, maar waar nu nieuw licht op valt.
Zo zijn er wel degelijk bijbelse noties die ertoe bijdragen vrouwen voluit plaats te geven in de gemeente. Naast de zwijgteksten zijn er ook de spreekteksten over het bidden en profeteren van vrouwen in de gemeente. Naast de teksten over het onderscheid tussen de seksen is er ook de lijn van de gelijkheid in Christus. De hoofdlijn door de Bijbel is toch dat vrouwen bij God méér tellen dan in de wereld en niet minder. In het getuigenis aangaande Jezus hebben vrouwen een prominente rol.
Voor de goede orde: ook ik vind het best moeilijk in een kantelend tijdperk terug te vallen op de hoofdzaak. Ik heb me daarbij gesteund gevoeld door de oude Samuël. Ook hij was erop tegen dat de tijden zouden kantelen — maar ze deden het wel. Ik bedoel nu de overgang van het charismatische tijdperk van gezaghebbende rechters naar het institutionele koningschap. Samuël bidt tot God als de roep om een koning hem te sterk wordt, maar merkwaardig genoeg zegt de Heer dat de profeet moet doen wat het volk vraagt, ook al deugen de motieven niet. Samuël zalft Saul tot koning en daarna komt zijn grote toespraak in 1Sm12. Nog één keer houdt hij een zware donderpreek tegen de plannen van het volk en God ondersteunt de toespraak ook met letterlijke donder en bliksem. Als de bui over is, komt het prachtige vervolg (samengevat): ook al hebben jullie gezondigd, jullie hoeven niet bang te zijn zolang jullie de Heer maar trouw blijven. Dwaal niet af, heb ontzag voor de Heer en wees hem met hart en ziel toegewijd. En ik voor mij zal niet ophouden voor u te bidden en u het goede pad te wijzen.
Ik vind dat een grootse houding voor een profeet. Later heeft hij veel kritiek op Saul gehad, maar nooit heeft hij gezegd: zie je wel dat het geen goed idee was? De profeet had inderdaad best reden om kritiek uit te oefenen op de motieven waarom Israël een koning wilde. Dat was vooral om net als de andere volkeren te zijn. Ja, maar er valt ook meer te zeggen. Er zijn ook lijnen in de Bijbel die vóór het koningschap pleiten, zoals Dt17. En achteraf mogen we zeggen dat God geen andere instelling in Israël zo gezegend heeft, tot op de komst van Christus toe, als juist het erfelijk koningschap. We kunnen tegen de nieuwe tijd zijn, maar als die tijd toch komt, staat God dan met lege handen? Nee, dan vallen we terug op de hoofdzaak: heb ontzag voor de Heer en wees hem oprecht, met hart en ziel toegewijd. Want als je dat nalaat, dan zal het met jullie en dat hele koningschap gauw gedaan zijn. Welnu, ik ben geen Samuël, maar ik meen in zijn lijn te gaan als ik eerst eens flink ter discussie stel wat nu eigenlijk de motieven zijn om vrouwen in het ambt toe te laten. Moeten we zo nodig waardering en subsidie krijgen? Willen we zo graag voor vol aangezien worden door de feministische wereld? Wat zijn dat voor motieven en waar eindigt dat! Ook zou ik de risico’s flink uitmeten: straks schuiven de mannen ook in de kerk alles nog op vrouwen af, straks sneuvelt héél het schriftgezag en straks haal je de vrouwen nog verder uit hun eigen gezin dan door de beroepsarbeid al gebeurt.
Ja, dat zijn allemaal terechte bezwaren en echte risico’s. Maar er is meer te zeggen. Dat de leiding van de kerk een mannenwereld is, heeft veel eenzijdigheid opgeleverd. En juist nu heb je vrouwen in het pastoraat zo hard nodig. En er is ook die andere lijn uit de Bijbel, die er zó om vraagt dat alle gaven die God aan vrouwen geeft ingezet worden, tot eer van God en tot opbouw van de gemeente. En ten slotte, het komt er toch van op een dag. Als het zover is, vergeet dan niet Christus centraal te stellen en open te staan voor de Heilige Geest. Dwaal niet bij de goede Herder vandaan en wees de Heer je God met hart en ziel toegewijd. Want als je dat niet doet, dan zal het met heel jullie kerk en al die vrouwelijke ambtsdragers gauw gedaan zijn.
Ds. W. Smouter (1957) studeerde theologie te Apeldoorn. Hij was voorzitter van de Landelijke Vergadering van de NGK (2004) die toelating van vrouwen tot het ambt van ouderling en predikant regelde. Nu is hij voorzitter van de kerkordelijke commissie van de NGK, bestuurslid van de stichting New Wine en predikant te Apeldoorn.