Gedragen op Gods hart

Gods leiding in je leven — deel 2
ds. Willem Smouter, Ede, 28-09-2003.
Tekst: 1 Samuël 23: 1-13

Broeders en zusters, jongens en meisjes, gemeente van de Here Jezus,

GodsGods leiding in je leven - 2 leiding in je leven. Daarover spraken we ook vorige week al. En de hoofdlijn van wat we daarover geleerd hebben, is: je moet niet te klein denken over de leiding van God. Alsof je het zoekt in een heel klein hoekje ergens in een raar iets wat je meegemaakt hebt, of ergens in één bijzondere gebeurtenis. Maar je mag vertrouwen: God leidt je leven. In de Bijbel kom je eigenlijk nooit tegen dat mensen bezorgd zijn: ‘Oh, als Gods plan met mijn leven nou eens niet doorgaat, omdat ik zijn stem even niet gehoord heb.’
Integendeel, daar klinkt het vaste vertrouwen: ‘De Here is mijn herder. Hij leidt mij aan rustige wateren en grazige weiden.’ God leidt mijn leven, Hij is de herder die de weg weet.
En wanneer wij als mensen die stem van God eens helemaal verkeerd gehoord hebben, dan blokkeert dat Gods plan niet. Dan is het niet opeens: ‘Oh, nou zijn we van de rails af.’ Weet u nog? Christenen lijken vaak op iemand die probeert te sturen in een tram, wat niet hoeft. Je moet een hoop doen in die tram, maar je hoeft niet je best te doen om op die rails te blijven.
God heeft ons leven in handen. Hij is als een adelaar die zijn jongen leert vliegen. En daar hoort dus ook gewoon bij dat ze het soms niet kunnen. En Hij zweeft over hen – stond er in Deuteronomium — en z’n oog is over hen, en als ze dreigen neer te storten dan zal Hij onder hen komen om hen te dragen.
Dat is de basis van al het spreken over leiding van God. Denk groot van de leiding van God.

Nu gaan we daar over verder met: ‘Hoe zoek je nou Gods wil in jouw leven?’. Want het moet ook niet zo opgevat worden, dat we dus maar gaan afwachten: ‘Nou ja, we zitten toch in de rails, het komt wel goed.’ Nee, je moet tevens zeggen: ‘God wil die vogeltjes leren vliegen.’ En wij moeten ook leren vliegen en dus leren de weg te vinden.
Hoe zoek je de wil van God? Wel de hoofdzaak en het eerste en het laatste is natuurlijk: luister naar Gods eigen woord dat Hij in de Bijbel ons gegeven heeft. Het is zo kostbaar dat wij dit boek – vol met leiding van God, vol met geboden en richtlijnen en wijsheid en bemoediging – in onze eigen taal mogen hebben.
Het is zoiets kostbaars: ‘Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad’. Zo zongen we het kindervers vorige week. En dat is natuurlijk het eerste. Dat omvat inderdaad gewoon dat je de hoofdregels van God leert kennen. Als er in de Bijbel staat: ‘Gij zult niet stelen,’ dan moet je wandelend door een winkelstraat niet ineens zeggen: ‘Toen liet God daar mijn oog op iets moois vallen’ en dat je dat daar dan weg haalt… Nou, varianten daarop doen mensen toch wel vaak. Beweren dat God hen geleid heeft, terwijl het rechtstreeks tegen zijn Woord ingaat. Dat kan natuurlijk niet.
Maar het is ook dat je de stijl van God leert kennen. Zijn stijl van liefde en geduld en genade. Ik denk daarbij dan aan het schriftwoord waarin Jezus zegt: ‘Ik ben de goede Herder.’ Daar zegt Hij dan bij: als de Herder zijn schapen roept, dan kennen de schapen zijn stem en hem zullen ze volgen, maar een ander niet.
Voel je wat dat is? Het kennen van de stem van God. Daar moet je dus een beetje vertrouwd mee raken. Met zijn Bijbel. Want de Here heeft in de Bijbel heus niet voor elk probleem een antwoord staan. Je kunt er nog zo’n handig register bijmaken, maar je vindt heus niet voor alles een antwoord in de Bijbel. En daarom is het belangrijk dat je ook vertrouwd raakt met de stem van God om de stem van de Herder te kennen. Zodat je ook geschoold bent voor situaties waarin je geen uitdrukkelijk woord Gods vindt.

Evengoed bidt David geregeld dingen als: ‘Here, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden, leid mij in uw waarheid en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag’ (Psalm 25). Dus: ‘Here, leer mij uw paden, maak mij uw wegen bekend.’
Dan zou je kunnen antwoorden van: ‘Ho ho, David, kijk maar gewoon in je Bijbel. Daar staan de paden van God. Wat zit je er nou om te bidden, man? Lezen!’ Maar dat is natuurlijk niet terecht. God geeft inderdaad zijn Woord, maar weet je wat het is? God geeft ons niet alleen een boek, maar Hij komt zelf mee om ons leven te leiden.
Zoals een goede gids er niet mee volstaat om te zeggen: ‘Hier heb je een kaart’, maar zelf meegaat om je te vertellen wat telt, wat belangrijk is, wat mooi en ook wat gevaarlijk is, waar je weg moet blijven. God geeft zichzelf. Daarom zegt David als hij bidt om Gods leiding: ‘U verwacht ik de ganse dag.’

En dat omvat ook dat David de leiding van God zoekt, zijn raad in bijzondere omstandigheden, in allerlei dingen van het leven. Dat hebben wij toch ook? Neem nou eens in de opvoeding. Och mensenlief wat moet ik nou zeggen tegen die jongen? Of in je beroepskeuze of gewoon in de dilemma’s die je in je beroep tegenkomt: ‘Zal ik meedoen of niet? Welke keuzes maak ik?’ Of in de omgang met mensen: ‘Wat moet ik? Moet ik hier nou wat van zeggen of moet ik hem zijn zin geven? Moet ik meegaan of niet?’
Al die honderden beslissingen die een mens zoal moet nemen, die gaan niet buiten de wil van God om. Davids leven was vol van zulke situaties, waarin hij de concrete leiding van God in zijn leven zocht.

En daarover hebben we gelezen vanmorgen. Het is in de periode dat David in opkomst is als leider van Israël. En dan krijgt hij te horen dat de stad Keïla zwaar te lijden heeft van de Filistijnen die daar de dorsvloer leegroven. Dus het eten voor de komende winter wordt weggepikt en het is gewoon te gek daar.
David vraagt dan raad aan God of hij tegen de Filistijnen zal optreden, ja of nee. Dan krijgt hij te horen: ‘Ga heen, versla de Filistijnen en bevrijd Keïla.’ En David luistert daarnaar. Hij doet het en het lukt hem. Maar Saul hoort ervan: ‘Hé, David zit in de stad Keïla.’ En Saul denkt dan niet: ‘Wat geweldig dat hij de Filistijnen verjaagd heeft.’ Maar: ‘Hé, dat is mooi, dan weet ik waar die kerel zit, dan kan ik hem te grazen nemen.’ En hij gaat op Keïla af met zijn leger. David hoort de geruchten en hij denkt: ‘Oh, wat gebeurt hier? De mensen die ik net geholpen heb, de mensen van Keïla, zullen die mij straks uitleveren aan Saul?’ Hij gaat met die dingen naar God toe, hij vraagt het aan God. En de Here zegt: ‘Ja, Saul komt echt.’
Als David vraagt: ‘Zullen die mensen mij overleveren?’ ‘Ja, dat doen ze.’ Dan trekt David zijn conclusies en hij vlucht uit die stad met al zijn mannen.

Deze dingen lees je wel vaker in de Bijbel maar je begrijpt niet altijd: ‘Hoe doet David dat dan?’, dat vragen naar Gods wil. Maar in dit geval stond het erbij, en daarom heb ik deze tekst gekozen. Er staat hier bij hoe dat ging, namelijk: met de efod.
De efod is het borstschild van de hogepriester. Ik heb daar even een plaatje van meegenomen om ons er weer even bij te bepalen wat dit nou eigenlijk is en wat het betekent. Het gaat dus om de efod, dat is een deel van de kleding van de hogepriester. De efod is het bovengedeelte, de schoudermantel. Het gaat vooral om het gedeelte waarop de twaalf edelstenen zitten. Het borstschild der beslissing wordt het genoemd. Daarin bevinden zich de Urim en Tummin, wat toch iets had van zwarte en witte staafjes, waarbij je een vraag aan God kon stellen voor de priester. En dat is (wat wij zouden noemen) net zoiets als loten. Als je goed leest zie je dat in dit geval de antwoorden van God eigenlijk als ja of nee zijn samen te vatten.
Die efod met dat borstschild, had David daar middels een priester ter beschikking en zo (in dit geval althans) raadpleegde hij de Here. Maar laten we nou even eerlijk zeggen; dat staat natuurlijk ver van ons af wat ik hier vertel. Ik ga ook niet zeggen: ‘Jongens, raadpleeg de Here nou voortaan met zwarte en witte loten of zo.’ Nee, dat staat ver van ons af. En het is ook echt niet iets wat wij na moeten doen.
Maar de zaak die ermee uitgedrukt wordt, is wel heel belangrijk. Want wat betekende nou dit borstschild? De namen van de twaalf stammen van Israël stonden gegraveerd in edelstenen en ze werden door de hogepriester op zijn hart gedragen. Dat betekende in ieder geval twee dingen: God draagt ons aan zijn hart en zoals er ook gezegd wordt: ‘Zie, Ik heb u in mijn handpalmen gegrift’ (Jesaja 49). Dat wil uitdrukken dat God ieder van ons persoonlijk kent. De dienaar van God mocht ze daarom dragen op zijn hart en van daaruit was er ook ruimte om leiding van God te zoeken, om hem te vragen: ‘Vertel mij nou Heer hoe ik moet leven, hoe ik verder moet?’
Wij, in het nieuwe verbond, hebben daar echt niet een efod bij nodig; die hebben wij ook niet meer. Maar wat er hier gezegd is, blijft wel waar: dat je de wijsheid van God mag zoeken, voor je persoonlijke dingen en concrete antwoorden. Jakobus zegt daarvan: ‘Indien echter iemand van u in wijsheid tekort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt.’

Dat moeten we dan niet doen in zo’n angstige houding van: ‘Oh Heer, wilt u mij toch eindelijk eens een keer iets laten zien?’ Maar dat moeten we doen in dat rustige vertrouwen dat met die efod uitgedrukt is: ‘Mijn naam staat in uw handpalm gegrift, U draagt ons aan uw hart, U kent mij door en door. Dan mag ik toch bij U terecht? Waar moet ik heen, Here?’
Het is het geboorterecht van een kind om de stem van zijn ouders te horen. Het is het geboorterecht van een kind van God om de stem van de Vader te horen in zijn leven.Wij denken dan natuurlijk gauw aan bijzondere tekenen en zo. Dat gebeurt ook wel, maar het is niet de hoofdzaak; je moet er dan ook mee uitkijken om Gods wil af te lezen aan bijzondere gebeurtenissen. In dit eigen verhaal komt dat ook al voor, want Saul meent ook de stem van God te hebben gehoord. Hij zegt: ‘De Here heeft David in mijn handen gegeven, want dat is toch wel heel mooi, dat hij daar in een afgesloten stad zit. Die kan ik zo in de pan hakken.’
En vlak daarna zit David zelf in een grot en dan zal je toch meemaken dat koning Saul net in diezelfde grot neerhurkt. Nou, die mannen van David zeggen: ‘Dit is het moment dat de Here hem in uw macht gegeven heeft.’ Zie je wel, zij willen met zo’n teken tegen David zeggen: ‘Dit is de leiding van God.’
Daar trapt David niet in. Hij zegt: ‘Het zij verre van mij, dat ik mijn hand zou slaan aan de gezalfde van de Heer.’ Dus David zoekt dat niet in iets bijzonders, in een raar teken of zo. Maar hij blijft ook heel nuchter de geboden van de Heer kennen. En wat betreft die bijzondere tekenen weet ik dat bijna alle beginnende gelovigen zo’n teken wel eens aan God gevraagd hebben. Laat ik maar eerlijk zeggen: dat heb ik ook wel eens gedaan. En daar doet de Here ook nog wat mee. Ik denk dat er heel wat mensen zouden kunnen vertellen dat God zo’n teken dan inderdaad gaf, hè? En beginnende gelovigen die zeggen: ‘Als U bestaat wilt U dan dit of dat doen?’. En je kunt jarenlang een gelovige zijn en dan ineens weer helemaal een beginner die zulke hulp nodig heeft.
Maar nou moet je niet denken dat dit nou de normale omgang met God is. Dat is niet de volwassen omgang met God. Als mensen die de Here al lang kennen hier een gewoonte van maken, dan krijgt het toch iets van God verzoeken. Hoe genadig ook de Here bij beginnende gelovigen dit soort tekenen nog geeft ook!
Maar de hoofdzaak is dat je leert te luisteren naar de stem van God. Ken hem in al uw wegen. Vraag hem raad! Je kunt daarmee naar God toe om wijsheid te vragen. Maar net zo goed als men er toen wel mee naar de dienaar van God ging, zo kun je dat vandaag ook. Met zo’n vraag als: ‘Wat moet ik met deze belangrijke stap in mijn leven?’ kun je toch bijvoorbeeld naar de dominee gaan? Of naar een ouderling of naar mensen om je heen om hen te vragen: ‘Help me om de weg van God te zoeken.’
Weet u, het belangrijkste daarvan is dat je een besluit genomen hebt om Gods wil te zoeken daarin. Dat het niet een beetje afhangt van toevalligheden. Zo van: ‘toevallig dat de dominee ineens een keer aan me dacht.’ Of ‘toevallig dat dit of dat.’ Nee, maar dat je zelf de keuze maakt om de Heer te zoeken en zijn raad te vragen, al dan niet middels zijn dienaar — daar gaat het om.
Afgelopen week zat ik bijvoorbeeld te bidden met een vrouw die wist wat Gods taak voor haar was, maar ze zei: ‘Ik weet niet waardoor het nou steeds komt, maar er zitten blokkades waardoor het me niet lukt om Gods wil te doen.’ Ze vertelde daar allerlei redenen voor en ik hoorde meteen dat het smoesjes waren. En toen hebben we dus gewoon gebeden: ‘Here, ze verlangt ernaar uw wil te doen en wilt U haar openbaren wat er tussen zit.’ Nou, ze deed haar ogen open en ze zei: ‘Ik weet het, ik geloof dat ik het nou weet, het antwoord.’ En dat is tegelijk heel gewoon (een mens die voor zijn schepper komt te staan) en tegelijk is het zo bijzonder, zo rijk. Gods leiding, lieve mensen, die is er. Gods stem, daar mag je naar luisteren. Zoek het niet in heel bijzondere sensaties, maar in het gewone geboorterecht van een kind van God. Want als je het zoekt in spectaculaire dingen, dan betekent het dat je heel lang gaat zitten wachten tot je eindelijk Gods wil kan doen. Maar als je gaat in vertrouwen, mag je als kind van God leren lopen, als een vogeltje leren vliegen en bij al je vallen gedragen worden. En grote dingen zul je met God mogen meemaken.

Amen