Vandaag zat ik in het panel van Deze Week, waarbij Andries Knevel ons ondervroeg over geloof en wetenschap, naar aanleiding van ‘Geleerd en gelovig – 22 wetenschappers over hun leven, werk en God’, onder redactie van dr. Cees Dekker.
Er is veel waardering voor dit boek en zeg maar voor de coming out van 22 wetenschappers waaronder meerdere winnaars van de Spinoza-prijs. Om met premier Balkenende te spreken: er is moed voor nodig in de puur rationele wereld van deze wetenschappers om te schrijven over je geloof.
Het is overigens volstrekt helder dat de schrijvers geen wetenschappelijke eerlijkheid willen inleveren ter wille van een mooi geloof of zo. Met name de redacteur Cees Dekker beschrijft zijn ontwikkeling in dit opzicht: hij was opgegroeid bij het idee God was Schepper en evolutie was de manier waarop Hij de wereld had gemaakt. In zijn studententijd maakte Dekker mee dat door de EO, zoals hij het formuleert, op het congres “Adam of aap?” het creationisme werd gepusht als alternatief. Hoewel hij dat nooit overgenomen heeft, bleef het in zijn achterhoofd meespelen omdat het de Bijbel zo serieus leek te nemen. Dekker is via verschillende stappen gekomen tot wat hij theïstische evolutie noemt:
Theïstische evolutie omvat de idee dat we de natuur onderzoeken met behulp van de wetenschap, de menselijke activiteit waar wij ons door de Schepper gegeven verstand gebruiken om Zijn schepping te doorgronden. Maar tegelijk behelst het het vaste geloof dat God de auteur is van die natuurwetten, dat hij werkelijk Schepper is. God is soeverein en almachtig en zou kunnen scheppen op elke wijze die Hij zou verkiezen, maar Hij heeft er blijkbaar voor gekozen grotendeels te scheppen via secundaire oorzaken, via processen die wij normaliter beschrijven met natuurwetten.
Ik vind het belangrijk om goed naar deze wetenschappelijke broeders (en één zuster) te luisteren. Ik geloof niet dat je kunt applaudiseren voor het mooie boek en anderzijds meteen zeggen “nu gaan ze te ver” als de auteurs concluderen dat “Adam of aap” een valse tegenstelling was.
Weet je, ik ben geen natuurwetenschappelijker al heb ik me er altijd zeer voor geïnteresseerd. In mijn beleving heb ik vroeger altijd geleerd om in de schepping te geloven maar zonder dat er een wetenschappelijke pretentie achter zat. God schiep de wereld in zes dagen; hoe lang duurden die dagen? Mijn vader leerde me al dat dit een even domme of liever oneerbiedige vraag is als wanneer je bij de uitspraak “de hand des Heren drukte zwaar op Moab” gaat vragen: hoeveel kilo zou dat geweest zijn? Om even in taal voor insiders te spreken: ds. Vonk in de “Voorzeide Leer” onderwees al dat Genesis 1-3 eerder een anti-heidens getuigenis dan een historisch verslag is. En dat is ook zó duidelijk, zó duidelijk!
In toenemende mate betreur ik de bijdrage die EO en EH geleverd hebben door in de lastige kwestie van geloof en wetenschap tijdelijke stellingen op te werpen van wél bijbels deugende wetenschap. Dat we de Schepper van hemel en aarde beleden tegen de pretentieuze wetenschap in, dat vind ik nog altijd mooi. Maar dat we alternatieve wetenschap aandroegen, geïmporteerd uit Amerika, dat was onverstandig. Stuk voor stuk zijn al die visies gesneuveld en het was als een rietstaf die de hand doorboort. Velikovsky kwam in dezelfde serie terecht als “Waren de goden kosmonauten?”. Morris en Rehwinkel zijn slechts een herinnering. Ik vind het super dat Dekker in zijn hele ontwikkeling het geloof heeft behouden, maar hoe makkelijk zou je het in deze weg ook kwijt kunnen raken!
Zelf herken ik me in wat Dekker schrijft: ik heb nooit in het creationisme geloofd, maar ik was er wel gecharmeerd van en reisde naar Heverlee voor de creationistische congressen. Weet je, als ik terugkijk zeg ik niet dat prof. Lever het eind van alle tegenspraak was, maar er vond toen al wel een belangrijke bezinning plaats. De Amerikaanse bijdrage heeft ons dertig jaar vertraging bezorgd. De mannen van de Reformatorische Wijsbegeerte waarschuwden destijds tegen het creationisme en – zonde! – we hielden ze voor maar half betrouwbaar. Graag luister ik nog naar Schuurman’s relativerende woorden.
Er is natuurlijk nog heel veel waar ik ook geen antwoord op heb. Hoe zit het met Adam en de hominiden? Hoe omvattend was de zondvloed? Het is niet zo spannend wat ik zelf daarvan denk; laten dominees zich maar bij hun leest houden. Maar moeten wij als voorgangers tegen Dekker (en onze eigen studenten) zeggen “nu ga je te ver” als ze daarover schrijven? Ik geloof er niks van. Wel is het goed om te blijven belichten dat ons kennen en onze wetenschap beperkt blijft. Als je biochemie studeert, komt de dag dat je van liefde denkt “o, het is dus allemaal gewoon chemie”; studeer je sociologie dan denk je ooit “het komt allemaal door de omstandigheden” en een bioloog gaat ooit denken “we zijn niet meer dan veredelde apen”. Van de Beukel noemde dat nothingbuttery en stelde “De dingen hebben hun geheim”. Zelf lees ik bij een kraambezoek met overtuiging Psalm 139 “Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel”.
Ik zeg het maar simpel: om olie te vinden heb je meer aan de evolutietheorie dan aan de Bijbel. Om te verstaan wie een mens coram Deo is (voor Gods aangezicht) leert de wetenschap je niks. En toch blijft juist dat laatste zo broodnodig. Dat religie terug is in de samenleving en dat christenen ook publiek voor hun geloof uitkomen, heeft niets te maken met Intelligent Design of welke theorie dan ook, maar alles met de werkelijheid dat ons hart pas rust vindt als het rust in Hem.
- Zie ook ND van 13december: Naar een nieuw begin