Mijn vader leerde me ooit: “verdiep je maar niet in kerkgeschiedenis want dat is niets dan ellende”. Dat was geen verstandig advies, maar het valt wel te begrijpen als je wat meer weet van wat hij en zoveel anderen allemaal hebben meegemaakt. Vandaag probeer ik een andere kijk op kerkgeschiedenis aan de hand van twee Psalmen die vlak naast elkaar staan en die dezelfde ‘kerkgeschiedenis’ op heel verschillende manier vertellen. Het zijn Psalm 105 en 106. De eerstgenoemde vertelt het verhaal van Israël vanaf het verbond met Abraham via de verdrukking in Egypte en de exodus tot aan de aankomst in het beloofde land. En die geschiedenis wordt verteld met een onaardse glans, een wonderlijke uitstraling van zegen en bescherming. Daarnaast staat Psalm 106 die over precies dezelfde geschiedenis gaat, maar nu juist met een lange uitweiding over zonde en opstand, met als refrein “Vele malen kwam hij hen bevrijden, maar zij volhardden in opstandig gedrag en zonken weg door eigen schuld”.
Vandaag verschenen in Opbouw, 58e jaargang nr. 21
Lees pdf in pagina-opmaak
Ik noem enkele voorbeelden van die onaardse glans van Psalm 105. Toen de Heer honger over Kanaän deed komen “stuurde hij een van hen vooruit: Jozef die als slaaf werd verkocht” (vs. 17): Geen woord hierbij over het misdadige plan van de broers, maar alleen over God, die dit ten goede gedacht heeft: “hij stuurde een van hen vooruit”!
Dan de latere tijd in Egypte. Niet worden genoemd de harde slavenarbeid of de bijna-genocide. Niet de onwil van de Israëlieten om gered te worden of hun gebrek aan vertrouwen. Nee, er staat alleen: “God maakte zijn volk zeer vruchtbaar, machtiger dan wie het belaagden” (vs. 24). Die haatten hen en gebruikten list, maar God zond zijn knechten Mozes en Aäron en deed wondertekenen. “Hij liet zijn volk vertrekken met zilver en goud, niemand in hun stammen ging strompelend weg” (vs. 37). De hele Psalm behoudt deze toon, je kunt er zo “zoek de verschillen” op toepassen met Psalm 106 er naast. Als we hier oog voor krijgen, dan houden we ons hart vast, denk ik: is dit niet te onaards, te mooi? Loert hier niet het gevaar van eigen roem?
Een toontje lager
Wij praten zelf in elk geval anders over ons verleden. De kerk is te laat geweest met sociaal besef. De kerk heeft de arbeiders van zich vervreemd. De kerk heeft altijd antisemitische tendensen met zich meegedragen. Kortom: we voelen ons veiliger door een toontje lager te zingen, menselijk bescheiden. Op zichzelf is dat ook zo gek niet. Doorgaans doen de Psalmen dat ook. Psalm 106 bijvoorbeeld zingt bepaald een toontje lager. En God heeft Psalm 105 en 106 als tweelingzusters naast elkaar gegeven. Psalm 106: 6-27 hoort bij Psalm 105 als schering en inslag. Al de ondankbaarheid en het gemor worden daar juist belicht. “Onze” voorouders in Egypte sloegen geen acht op uw wonderen. “In het kamp werden zij afgunstig op Mozes” … het zijn precies de dingen die in Psalm 105 zo ontbreken.
En toch: de twee psalmen staan er allebei. Het toontje lager zingen en het lied op een verhoogde toon horen er beiden bij. Zouden we beide toonhoogten ook kunnen gebruiken nu we op het punt staan die twee kerkelijke bladen die zo scherp tegenover elkaar stonden, Opbouw en De Reformatie, samen te voegen tot OnderWeg?
De glans van God
De combinatie van Psalm 105 en 106 kan ons misschien helpen om beide kanten van de werkelijkheid te zien. Maar dan moeten we wel het geheim van Psalm 105 kennen. En dat is dit: de onaardse glans is in werkelijkheid een bovenaardse glans. Het is het licht van Gods majesteit, dat hier als een gerichte lichtbundel op Israëls geschiedenis valt. Hier wordt niet over Israël, maar puur over God gezongen. Maar ja, hoe blijf je dan uit de buurt van kerkisme en farizeïsme en zo voort? Ik denk, dat het voorwoord van dezelfde Psalm 105 ons daarbij kan helpen.
Na de algemene oproep om God te loven staat er in vs. 3: “Beroem u op zijn heilige naam”. Dat is: prijs je rijk met Gods naam alleen. Zijn heilige naam: het gaat hier om de glans van God, die een ontoegankelijk licht bewoont. Hier kon zelfs niet staan: “beroem u op Gods werk in de geschiedenis”, want daar zit altijd ook een menselijke component bij. Maar zijn heilige naam, dat is Hij alleen. Beroem je op die rijkdom alleen! Vervolgens wordt gezegd: “Zie uit naar de HEER en zijn macht,” (vs. 4), want daar gaat het in deze psalm over. En: “Gedenk de wonderen die hij heeft gedaan,” (vs. 5), want daar wil nu de aandacht op gevestigd zijn.
Al deze aansporingen, voordat in vs. 7 de eigenlijke psalm begint, zijn te zien als duwtjes van de heilige Geest om ons eerst in de juiste houding te zetten voordat we deze gevaarlijke maar prachtige lofpsalm zingen. We moeten leren te zingen over Gods genade door alles heen. Wie zo voor Gods aangezicht staat, kan het zuivere loflied zingen van Gods doorgaande werk in een onzuivere geschiedenis. Zo mogen wij ook over de geschiedenis van de kerk in ons land zingen, zelf over het klein-vaderlands gedoe van onze eigen kerkgeschiedenis. Zolang we dit lied maar zuiver houden, en … zolang we ook Psalm 106 kennen!
In deze aflevering van Opschrift bewerkte Willem Smouter een Opbouw-artikel uit 1990 als een vorm van terugblik op een voor ons blad bijzonder moment. De aflevering in het volgende nummer blikt vooruit.