Serie over de zeven kruiswoorden – Lucas 23: 46
Goede Vrijdag – zo heet het vandaag. Wonderlijk eigenlijk. Want wat is er goed aan die vrijdag? Wat veel meer opvalt als je het leest is de slechtheid van de mensen. Een slechtheid waar ze allemaal bij betrokken zijn. Een slechtheid waar wij allemaal bij betrokken zijn.
In het verhaal zijn het zowel de Joden als de Romeinen, zowel het gewone volk als de leiders. Denk aan wat er allemaal gebeurd is: Kajafas die tegen de regels in – omdat hij zo nodig moest opschieten – midden in de nacht Jezus veroordeelt en Pilatus die zijn handen in onschuld wast. En nog anderen naar wie Jezus heen en weer geschoven wordt. Goede vrijdag?!
Eén is hier goed en dat is Jezus.
Tegelijk maakt Goede Vrijdag deel uit van de Stille Week, zoals dat heet. Stil? Wat er gebeurt, is vol lawaai. Vol lawaai en vol geweld. Eerst het lawaai in de nacht als ze met stokken en zwaarden, daar in Gethsémané, op Jezus af komen. De soldaten die hem pakken, de geseling, het lawaai er om heen, het gesleep door de straat, de spijkers. Alleen al het lawaai van de mensen. De drukte van het publiek dat er omheen was. Hebt u gezien dat juist Lucas daar nogal de nadruk op legt, op dat publiek dat toegestroomd was? ‘De schare die toegestroomd was om dit alles te aanschouwen’.
Vind je dat niet een raar trekje? Er kwamen blijkbaar massa’s mensen op zo’n kruisiging af. Dat trok volle ‘zalen’ in die dagen, maar dan buiten. Wat een rare mensen zou je zeggen. Dat ze dit allemaal wilden zien. Lucas laat trouwens zien dat het die mensen wel wat deed. (vs. 48) ‘En al de scharen, die voor dit schouwspel samen gekomen waren, keerden terug, toen ze aanschouwd hadden, wat er geschied was, en sloegen zich op de borst’. Jazeker, het had hen wat gedaan. Het was een voorbereiding op de bekering op Pinksteren. Een stille week?! Er is er maar Eén die stil is en dat is Jezus zelf; die stil blijft onder de beschuldigingen, stil onder de geselingen, stil als een lam dat naar de slachtbank gaat.
En zo – als u het goede vrijdag wil noemen in stille week — dan kan dat alleen, als Jezus Christus centraal staat. Die Ene, die als Enige goed was en stil bleef als een lam dat naar de slachtbank gaat.
Jezus Christus staat voor ons centraal en dit jaar in de vorm van de zeven kruiswoorden. Om de zeven kruiswoorden te horen heb je de vier evangeliën nodig. Want er is geen één waarin ze allemaal staan. Iedere evangelist heeft zijn eigen belichting, zijn eigen manier van vertellen. Wat bij Lucas opvalt is, dat zijn beschrijving naar het eind toe steeds korter wordt. Hij vertelt ook steeds minder over wat Jezus aan het kruis gezegd heeft. Je krijgt de indruk dat bij hem de gebeurtenissen voor zichzelf moesten spreken. Zo vertellen alle evangeliën over de duisternis. Maar Lucas vertelt daar nog extra bij dat de zon verduisterd werd. Nou kan dat letterlijk genomen, in die tijd van het jaar, niet waar zijn. Niet een eclips zoals er letterlijk staat. Maar het is wel heel scherp aangegeven waar het om gaat. De zon maakt een eclips; de zon was weg – Gods goedheid die geen onderscheid maakt – de zon die over boze en goede schijnt, die is nu weg. Het wordt duister. Een helse duisternis. De zon weg, dat is gewoon “Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten.”.
De volgende gebeurtenis is over het voorhangsel dat gescheurd wordt. Zowel Matheüs als Marcus vertellen dat het voorhangsel gescheurd is, maar Lucas doet iets bijzonders; die haalt het naar voren. Die vertelt het vóór het sterven van Jezus. En wel op het moment waarop Hij gezegd moet hebben: “Het is volbracht!”.
Begrijpt u dat dat nu ook precies de betekenis is van dat scheurende gordijn? Dat scheurende gordijn dat betekende inderdaad: het is volbracht! Heel de offerdienst van het oude testament – de tabernakel en de tempel – die zijn vervuld en die zijn volbracht. Zo spreken de gebeurtenissen dezelfde taal als de expliciete kruiswoorden in de andere evangeliën.
Het ging om het volbrengen van de hele offerdienst; die uiteindelijk ging om hoe je de toegang krijgt tot de troon van God, tot het paradijs.
Want daar gaat het om. Als het voorhangsel in de tempel gescheurd wordt, dan is dat het voorhangsel voor het Heilige der Heiligen. In het Heilige der Heiligen stond de ark en die beeldde het paradijs uit. Daarom stonden die cherubs ook op de ark. Die cherubs die na de zonde van de mens zeiden; ‘je komt hier niet meer in’. En ze stonden met een flakkerend zwaard voor de ingang van het paradijs, om de zondige mens tegen te houden. Zo is het ook. Je kunt als zondaar niet zomaar ‘heden met Hem in het paradijs zijn’.
En het bijzondere van wat God toen, in de woestijn, liet maken was dat Hij die cherubs zo liet bouwen, dat ze één geheel vormden met het verzoendeksel. Cherubs die geen flakkerend zwaar meer hadden maar die steeds keken naar – er is bloed gestort — het verzoendeksel. De zonde is betaald! Dat was iets heel kostbaars waar echter wel het voorhangsel voor hing. Het is er, maar het is bedekt. Heel het oude testament heeft zich ook afgevraagd: Ja, wat zal nu uiteindelijk onze zonden betalen. Je moet echt niet denken, dat Aäron gedacht heeft bij dat bloed van zo’n ram: ‘ziezo dat helpt’. Nee hij wist heel goed: dit heeft God ons gegeven als symbool. Maar wanneer ging die deur naar het paradijs open?
Het paradijs, het wacht nog steeds. Wij kunnen nog steeds niet zomaar binnen wandelen. Maar de deur is open. Toen het voorhangsel op aarde van boven naar beneden scheurde toen ging in de hemel het heiligdom open. En, zo staat er later, Jezus ging ons voor, de hemelen en het heiligdom door tot in het binnenste heiligdom. Daar maakte Hij voor ons het anker der hoop vast. Hij is er al. In het paradijs, bij de troon van God. En dan kan je daar je aan vast houden. Ja Heer, hier houd ik mij aan vast.
Daar past nou het zevende en laatste kruiswoord bij, dat Jezus met luide stem gesproken heeft – waar haalde Hij het nog vandaan, maar Hij deed het — om te zeggen: “In Uw handen beveel ik mijn geest”. Ik geef het in Uw handen Heer. Ik leg het helemaal in Uw hand. Dat Hij dat zo kon zeggen, vlak nadat Hij gezegd had: “Mijn God, waarom hebt U mijn verlaten”. Dat Hij nu kon zeggen Ãn ‘Uw handen beveel ik Mijn geest’. Wat is er gebeurd? Het is net of Hij al door het gescheurde voorhangsel van de tempel heen heeft kunnen kijken, in het paradijs. Waar het goed is. En zo is het ook. Toen Hij eenmaal betaald had en het eenmaal volbracht was, toen was het paradijs open.
Jezus zei dat natuurlijk weer met een psalmwoord. We hebben dat gelezen in psalm 31. Waar het over David gaat, die in zijn benauwdheden tot God riep. David had allerlei ellende aan zijn hoofd, van ziekte, narigheid en vervolging. En hij schuilde bij God, maar zijn wereld werd steeds kleiner. Ze verborgen een net voor hem en wilden hem gevangen nemen. En hij voelde het net steeds strakker aantrekken. Maar hij zei: ‘bij U, Here, schuil ik’. En in zo’n verband zegt hij ook: ‘in Uw hand beveel ik mijn geest’. Dat was toen niet zoiets van, ik ga sterven. Maar dat was gewoon, ik wil mij helemaal aan U toevertrouwen.
Dat is het mensen. Daar gaat dit kruiswoord over. Over je toevertrouwen aan God. Over alles uit handen geven. Het laatste wat een mens op aarde doet, is alles uit handen geven. En ook iemand die eigenlijk best bereid is zijn Heer te ontmoeten, vind het moeilijk om alles uit handen te geven en zich toe te vertrouwen aan God. En dat zegt David: ‘in Uw hand beveel ik mijn geest’. Vind je dat niet mooi? Midden in het leven, midden in de problemen, kun je dat zelf ook? Kun je dat ook?
Ja zeker, je zult eerst je best doen om de problemen op te lossen, maar het op een zeker moment ook loslaten. Uit handen geven; in de handen van God. In Uw hand beveel ik mijn geest. In Uw hand beveel ik mijn leven. In Uw hand beveel ik mijn problemen. In Uw hand beveel ik mijn schuld. In Uw hand mijn eenzaamheid, mijn verlorenheid.
Kan dat? Daarin heeft Jezus ons voor willen gaan. En laten we het maar gewoon eerlijk zeggen, Hij heeft het gedaan op z’n aller moeilijkst. Voor die God, die Hij nog als Vader kent, maar die Hem, de Zoon, alleen gelaten had. Jezus heeft dat, nadat Hij alles volbracht had, gedaan. En waarom kon Hij dat doen? Omdat het gordijn gescheurd was. Omdat de toegang open was. Omdat Hij in het paradijs heeft kunnen kijken. En dat zou ik nu een ieder van ons toewensen. Dat je zo de allerlaatste woorden van Jezus aan het kruis zou gebruiken. Als een bemoediging, om – niet maar een klein beetje — maar alles waar je mee zit en alles wat je maar in je handen en in je vuisten hebt – misschien wel aan boosheid — in Zijn handen te geven. Omdat de uitkomst zeker is. Het paradijs is open. En Eén is ons al voor gegaan.
Door uw genade, Vader, mogen wij hier binnengaan. Niet door rechtvaardige daden, maar door het bloed van het Lam. Door Hem die op die vrijdag, die goede vrijdag, voor ons heeft willen sterven.
Amen.