Een beetje monnik is missionaris 1

Hieronder mijn bijdrage aan het Andries Radio symposium van gisteren. Ingekorte versie verscheen vandaag in het ND.

willibrord“Monnik of missionaris” is het thema van dit symposium en het gaat over de vraag hoe te reageren op de gure wind van de secularisatie. Moeten we de missionaire inspanning verdubbelen met missionaire projecten, met pioniersplekken en eigentijdse vertolking? Of moeten we de liturgie gaande houden, buigen onder het oordeel en ons concentreren op de preek dan wel op een liefst dagelijkse viering van het sacrament?

Nu moeten we voordat we iets anders zeggen natuurlijk benadrukken dat de tegenstelling niet klopt. Alle missionarissen die ons het evangelie brachten waren monniken, Ierse monniken als Willibrord en Bonifatius die niets zouden hebben begrepen van het thema van deze dag. En ook als je het beeld loslaat gaat het om een thema waarbij de Bijbel altijd met twee woorden spreekt. God zette de mens in de hof van Eden om die te bouwen en die te bewaren. De kerk is Gods akker en Gods bouwwerk tegelijk. En christenen zien het Koninkrijk groeien zonder dat ze weten hoe, en tegelijk smeken ze de anderen om zich met God te laten verzoenen. 

Maar het is een feit dat we deze tweepoligheid uiteen zien gaan. Gemeentestichtingsprojecten krijgen veel aandacht, de Evangelische Alliantie waarvan ik voorzitter ben zet alle kaarten op het missionaire, en aan de andere kant horen we geluiden van Bram van de Beek, van vader en zoon Dekker en de zojuist opnieuw gepromoveerde Kees Boele. Van hen komen stellingen als “alle mooie plannetjes om iets aan ontkerkelijking te doen zijn eerder symptoom van de secularisatie dan een remedie er tegen”, “wij moeten niet wereldgelijkvormig worden door allerlei christelijke projecten en programma’s uit te voeren, met soms zelfs de heimelijke bedoeling om het beter te doen dan de wereld”, en “1400 jaar is het evangelie verkondigd.  Er komt een moment waarop je moet zeggen: zoek het nu maar even zelf uit”.

Ze zijn hervormd…

Ik moet bekennen dat ik me daar wel een tijd aan geërgerd heb. Totdat ik me realiseerde: wat hebben al deze auteurs met elkaar gemeen? Antwoord: ze zijn hervormd. En hervormden bedoelen het niet zo kwaad. Mijn vrouw was met een hervormde vriendin naar een zware kerkdienst geweest en na afloop vroeg ze “is dat niet moeilijk om elke zondag te horen dat het niks is en dat het niks wordt?”. En toen antwoordde die vriendin “och, wij horen dat niet meer zo”. En terwijl ik me eerst opwond over een hervormde collega die vond dat het een keer genoeg was en dat de mensen het verder zelf maar moesten uitzoeken, las ik even later op zijn website dat hij een project “kerk en kroeg” had waarbij hij de jongelui uitdaagde: “als jullie allemaal een keer naar de kerk komen, kom ik bij jullie langs met een krat bier voor de ouderen en een krat cola voor de jongeren”. Ik zal je zeggen: daarbij vergeleken voelde ik me een ouderwetse gereformeerde dominee. Dus ik wil niet te hard oordelen over hun statements. Misschien bedoelen ze het niet zo kwaad en willen ze gewoon een gezonde waarschuwing geven tegen activisme en tegen het idee dat het geloof maakbaar is. Prima.

Toch wil ik proberen een spa dieper te gaan. Verwarren onze hervormde broeders niet de ernst van Christus’ werk met de ernst van het werk van de heilige Geest? Theologisch gezegd: de christologie verdringt of overheerst bij hen de pneumatologie. Als het om Christus en ons eeuwig behoud gaat, dan geldt namelijk inderdaad: het is alles of niets. Wij worden gered door Christus alleen en wie daarvan maakt “Christus plus onze inzet” die komt onmiddellijk terecht in ketterij. Maar in het werk van de heilige Geest ligt het echt anders. Daar is het misleidend om te zeggen “de Geest alleen moet het doen” want de clou van het werk van de Geest is nu juist dat hij ons toeëigent wat wij in Christus hebben. Dat God werkt in ons en door ons en met ons.

God wil mensen inzetten

Deze verhouding is prachtig te illustreren met de verhouding tussen Pasen en Pinksteren zoals die beschreven staat in Leviticus 23. Op het Paasfeest worden de eerstelingen van de oogst binnengebracht. En “de priester moet de schoof ten overstaan van de HEER omhoogheffen opdat die als offer zal worden aanvaard”. Dat is een prachtig beeld van Christus als de eersteling van de nieuwe schepping, waarvoor wij God alleen de eer geven. Daarna volgen de vijftig dagen van de omer-telling en als het Pinksteren is dan wordt opnieuw de eersteling geheven, maar nu klinkt het: “Jullie moeten dan uit je woonplaats brood meenemen om het voor de HEER omhoog te heffen: twee broden van twee tiende efa tarwebloem, met zuurdesem gebakken, als gave voor de HEER uit de eerste opbrengst van de nieuwe oogst”. Een prachtig beeld van de heilige Geest die ons als eersteling van de nieuwe schepping is gegeven: ook hiervoor geven we terecht God de eer, maar het is tegelijk ook wat wij mensen ervan gebakken hebben.

En dat is kostbaar maar kwetsbaar: soms verprutsen wij het brood en aan de andere kant als het wel goed gelukt is dan kunnen we ons gaan verbeelden dat we het zelf gemaakt hebben. Doe er een plastic zak omheen en je gaat denken dat het brood van Albert Heijn komt, zeg maar. Maar al die risico’s nemen niet weg: God heeft het graan juist eigenhandig laten groeien met de bedoeling dat wij mensen er brood van zouden bakken. Zonder beeldspraak gezegd: we kunnen geen zuchtje toevoegen aan ons behoud. Maar we zijn door Christus behouden om door de Geest daarmee aan het werk te gaan — feilbaar, voorlopig en aanvechtbaar, maar toch. De kerk heeft echt herders nodig die leiding geven, predikers die verstaanbaar proberen te zijn, gemeenteleden die als christen het verschil willen maken op het werk.

En een beetje monnik is tegelijk missionaris.

One comment on “Een beetje monnik is missionaris

  1. André jan 27,2013 19:43

    Willem, mooi verwoord. Dat beeld van Pasen en Pinksteren n.a.v. Lev. 23 is mooi! Nog nooit zo bekeken / gelezen ;-)

Comments are closed.